Piketty en Sandel tegen de tijdgeest in

Thomas Piketty en Michael Sandel schreven Gelijkheid (Equality). Het boek verscheen dit jaar, maar het voelt als een boek out of time in onze door verrechtsing en populisme gedomineerde tijd, waarin een streven naar gelijkheid weinig prioriteit lijkt te hebben. Thomas Piketty is een Franse econoom en schrijver, Sandel een Amerikaanse filosoof. Samen schreven ze Gelijkheid, in losse dialoogvorm, over hoe de ongelijkheid op economisch en politiek vlak, maar ook op het vlak van waardigheid, is gegroeid in de afgelopen decennia, en hoe deze zou kunnen worden hersteld.

piketty en sandel - gelijkheid

Twee belangrijke instrumenten die de auteurs bespreken voor het verminderen van ongelijkheid zijn herverdeling en decommodificatie. (Ze ‘bespreken’ het in bijna letterlijke zin: de vorm van het boekje is die van een tweegesprek.) Bij decommodificatie worden economische sectoren buiten het winststreven van de markten gehouden. Denk aan onderwijs, gezondheidszorg en openbaar vervoer. Hierdoor kan de overheid beter sturen zodat de diensten beschikbaar blijven voor het hele volk en niet alleen voor degenen die het kunnen betalen.

Herverdeling is een ander mechanisme dat kan worden ingezet om vermogen eerlijker te verdelen, bijvoorbeeld door middel van een progressief belastingstelsel.

Problematisch in de politieke context is dat beide mechanismen door Westerse regeringen over de afgelopen decennia zijn afgebroken, vooral ook door partijen met een sociale inslag. Voorbeelden zijn Clinton, die vol inzette op het door Reagan gestarte marktdenken in overheidsdiensten, en Obama, die tijdens de financiële crisis van 2008/2009 commerciële ondernemingen moest uitkopen met grote sommen publiek geld. Ook in ons land zijn dergelijke voorbeelden eenvoudig te vinden waarbij marktwerking in publieke diensten door linkse partijen werd geaccordeerd of zelfs geïnitieerd: het openbaar vervoer, de energievoorziening, het zorgstelsel.

Sandel en Piketty voeren een discussie in het boek over de toegankelijkheid van universitair onderwijs voor mensen met lagere inkomens. Maar ook over het verbeteren van de waardering in de maatschappij voor mensen die lager zijn opgeleid.

Het verbeteren van de volksvertegenwoordiging van lager opgeleiden is ook een punt van aandacht in het boek. Hoe kunnen we deze groepen beter vertegenwoordigd krijgen in het parlement en vertegenwoordigende organen? Door een ander kiesstelsel?

Het populisme heeft de ongelijkheid aangegrepen om de politieke macht naar zich toe te trekken. Door de grieven van deze mensen aan te spreken hebben ze veel stemmen uit deze groepen weten te bemachtigen. Andere politieke partijen hebben vooralsnog grote moeite deze mensen aan te spreken.
De partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum hebben de vrije markt omarmd zonder daarbij de gemeenschapszin in overweging te nemen, zonder oog voor de impact op lokale markten en industrieën.

Open grenzen, zo blijkt, leiden ook tot ander internationaal beleid. De scheefgroei die is ontstaan, is een gevolg van het ontbreken van een goed internationaal beleid. Het antwoord van Trump, terugkeren naar nationale belangen, is juist een beweging in de verkeerde richting. We zouden juist moeten kijken naar verder gaande internationale afspraken: over minimumlonen, over fatsoenlijke vennootschapsbelastingen voor internationaal opererende bedrijven, over milieumaatregelen, afspraken die ervoor zorgen dat lokale economieën worden beschermd.
Zo ontstaat een beeld: identiteit en waardigheid van minder rijken moet op de agenda komen, het beteugelen van de kosten van de vrije markt op bijvoorbeeld het klimaat, het beschermen van nationale markten door internationale afspraken.

In het internationale politieke klimaat dat de afgelopen jaren is ontstaan, lijkt elke afspraak een loze belofte, als er überhaupt al een bereidheid is om tot afspraken te komen. Het overleven van politieke leiders lijkt belangrijker dan de belangen van de bevolking, en het opbouwende en praktische betoog van Piketty en Sandel lijkt helaas iets voor een verre toekomst.

Integriteit van het NSC: De verloren geloofwaardigheid

Het NSC, de partij die zichzelf heeft gepresenteerd als de voorvechter van integriteit, heeft haar definitief haar geloofwaardigheid verloren. In plaats van vast te houden aan de principes die ze eerder verkondigde, lijkt het partijbelang belangrijker te worden dan ethische waarden. De partij, die zich uitsprak voor het invoeren van wettelijke integriteitsregels voor politici, neemt zelf niet de moeite om deze normen na te leven. Dit wordt pijnlijk duidelijk nu ze zich niet distantiëren van de racistische uitspraken van leden uit het kabinet waar ze deel van uitmaken, maar deze lijken te negeren of zelfs onder de mat te vegen. Het is bijzonder dat een partij die zegt te staan voor integriteit zelf actief meedoet aan het in stand houden van een regering die racisme niet alleen tolereert, maar zelfs minimaliseert.

Hoe kan het dat kamerleden van het NSC deze koers volgen?

Ik begrijp werkelijk niet hoe kamerleden van het NSC zichzelf kunnen verantwoorden voor hun rol in deze regering. Waar is de intrinsieke integriteit gebleven die je zou verwachten van politici die ooit beoogden verandering te brengen? In het verleden was het mogelijk om fatsoenlijk met mensen als Rosanne Hertzberger van mening te verschillen, maar nu lijkt het erop dat ze geen enkel probleem hebben met het feit dat ze onderdeel zijn van een kabinet dat racisme tolereert, of het nu expliciet wordt uitgesproken of subtiel wordt weggemoffeld. Dan ben je wat mij betreft definitief door de mand gevallen.

Over de catch 22 van het populisme, referenda, politieke principes en moed

(Een poging om populisme met logica te bestrijden. Mijn eerste en waarschijnlijk laatste bemoeienis met politiek.)

Waarom hebben de ‘reguliere’ politieke partijen zo’n moeite een weerwoord te bieden aan de opkomende populistische partijen? Kennelijk is het voor de gevestigde politiek moeilijk een antwoord te formuleren op de beweringen, strategie en tactieken van populistische partijen. Hoe kunnen referenda door politieke bewegingen misbruikt worden zoals we hebben gezien met het Oekraïne-referendum in Nederland en het Brexit referendum in de UK?

Mijn conclusie, en we zullen zien hoe ik daarbij kom, is dat reguliere politieke partijen flink moeten veranderen in hun gedrag, en eerlijker en moediger politiek moeten bedrijven.  Een tweede conclusie is dat referenda een perfect middel is voor populisten om beleid te beïnvloeden en regeringen te frustreren. Een democratie zou het daarom heel wijs moeten gebruiken, en misschien wel definitief moeten afschaffen.

Een indeling van politieke partijen naar principes

De politieke wereld laat zich opdelen in 3 delen, naar de manier waarop ze zich laten leiden door principes. De eerste groep zijn de fundamentalistische partijen. De tweede groep zijn de gematigde partijen. De derde groep zijn de populistische partijen. Natuurlijk zijn er vele nuances, maar voor de analyse hier is dat niet relevant.

Fundamentalistische partijen baseren hun beleid strak op vooraf gedefinieerde principes. Ze zijn niet bereid toe te geven aan deze principes. Ze aanvaarden de consequenties, bijvoorbeeld dat het onwaarschijnlijk zal zijn dat ze ooit in een coalitieregering kunnen deelnemen. En dat daarmee de mogelijkheden van het realiseren van hun doelstellingen beperkt zijn. 

De gematigde politieke partijen hebben vagere principes. Zij zijn bereid om compromissen te sluiten, waarmee ze sommige principes verwateren of het ene principe voorrang geven boven een ander principe. Populistische en fundamentalistische partijen vinden dit verwerpelijk machtspolitiek gedrag.

Het derde segment zijn de populistische partijen. Populistische partijen hebben geen principes. De stem van het volk is hun gids. Zij zijn daarmee het tegenovergestelde van fundamentalistische partijen.  Zij laten zich niet leiden door een principe maar het meest populaire standpunt.

Hoe de verschillende typen partijen beleid kunnen maken

Politieke partijen kunnen op drie manieren beleid maken en veranderen in een democratie.

  1. In een coalitie regeren.
  2. In een meerderheidsituatie regeren – d.w.z. als de partij er in slaagt een absolute meerderheid te behalen.
  3. Referenda organiseren en winnen. 
  4. Beleid beïnvloeden door andere middelen.

De catch 22 van populistische partijen

Wat kunnen populistische partijen dus doen om hun doelen (de wil van het volk) te vertalen in beleid?

Bij al bovengenoemde opties bevindt de populistische partij zich in een onmogelijke positie. In een coalitie worden deze partijen onderdeel van de elite waartegen ze fulmineren. Als ze een absolute meerderheid weten te behalen komen ze weliswaar in een positie terecht waarin ze met zomin mogelijk vuile handen maken kunnen regeren, maar hoe ze het populisme hier kunnen voorzetten zonder in een absolutisme terecht te komen. Referenda zijn een middel voor populistische partijen om hun doel te bereiken, maar referenda kennen grote beperkingen. Langs de zijlijn reduceert het populisme zich tot een maatschappelijke beweging en is feitelijk geen sprake van een politieke organisatie maar van een belangengroep.

De interessante conclusie is nu, dat wat het populisme claimt, namelijk meer macht aan de mensen geven dan bestaande politieke partijen doen, dus inherent niet mogelijk is.

Populisme is geen antwoord, wat dan wel? 

Nu we gezien hebben dat populisme niet het antwoord is op de uitdaging om het volk dichter te betrekken bij de politiek, blijft de vraag hoe de andere partijen deze leemte kunnen opvullen. 

De gematigde partijen kunnen populistische partijen bestrijden, maar beter lijkt te leren van het populisme en zelf te veranderen. Niet door ook populistisch te worden, maar te kijken naar de issues die het populisme adresseert. Sowieso, hebben we gezien, is het bestrijden van populisme bij voorbaat gedoemd te mislukken. Populistische partijen hebben niet het blok aan het been van principes. Per definitie vertegenwoordigen ze de stem van de meerderheid en hebben daarmee de mening van “het volk” achter zich. In de politieke strijd hebben populisten dus niets te verliezen; ze kunnen alleen winnen.

De gematigde partijen zullen dus zelf moeten veranderen.  Ze zullen het volk op de eerste plaats moeten stellen. Niet door de stem van het volk tot politiek doel te bestempelen, maar door uit te leggen waar de principes van de partij voor staat. Door de mensen te winnen voor principes. Maar ook door uit te leggen waarom soms water bij de wijn gedaan moet worden. Waarom ook anderen gehoord moeten worden. Dat er meerdere belangen bij elkaar gebracht moeten worden in een regering.  Uit durven leggen waarom korte termijn oplossingen op de lange termijn nadelig kunnen zijn en laten zien dat de politiek lange termijn keuzes durft te maken. Ook als dat voor de korte termijn (eerstvolgende verkiezingen) een risicovolle actie is.

Laat het door persvoorlichters voorgekauwde antwoord op moeilijke vragen dus niet meer klinken als:

“Waar het om gaat is … <iets anders waar iedereen het mee eens kan zijn>” of

“Wat belangrijk is, is het volgende: … <iets waarmee de vraag ontweken wordt>” of

“De werkelijk vraag is … <een simpele vraag gevolgd door het antwoord>”.

Moed

Geen gespin meer. Nooit meer Jack de Vries. Een duidelijke visie. Een duidelijk verhaal over hoe die de partij zijn visie wil realiseren. En een goede toelichting van de overwegingen bij het maken van onvermijdelijke compromissen .
Dat alles vereist een schaarse kwaliteit in de politiek: moed.