Mijterspijt

Met pulserende aderen onder de klemmende mijter zwoegt Sinterklaas door de dag. Hij barst van de koppijn. De kamer kantelt, instabiel, onscherp. De schelle ruis van kiftende kinderen galmt in zijn oren, verdikt die aanhoudende, nee, toenemende spanning op zijn schedel. De kamer vult zich, golft voor zijn ogen, een rode gloed. De klem drukt zijn brein in elkaar. Als een spons wordt het vocht uit zijn hersens geperst. Zweet gutst achter de dikke pruik langs zijn nek, over zijn rug. Onder de schurende polyester-mantel broeit een tropisch klimaat. In de aangeschroefde mijter klotst het kokende water. De kinderen schreeuwen van dichtbij. Hij duizelt, drukt zich achterover in zijn stoel. De hoofdpijn priemt in zijn slapen, bonkt in zijn nek, vernevelt zijn blik. De mijter moet af. De donkere schier-afro zou tevoorschijn poppen, die onwillige bos die hij zo zorgvuldig had afgesnoerd. De kinderen zouden krijsen. Hij vervloekt die strakke mijter. Vreest voor cruciale vaten, striemen in zijn hoofdhuid. De littekens zal hij moeten dragen, getuigenis van de mijter-proef.

Papaaapapapapapapapapaaapapapapa.

(Naar Nauwe Mijter, van De Kift)

Intocht van Sinterklaas in Krommenie

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactie gegevens worden verwerkt.