House of Pleasure

“Is het een mädchen?”, vraagt de man met de hond.

Ik versta hem niet meteen. “Een meisje?” vraag ik.

“Ja, hij houdt niet van mannetjes, maar wel van mädje”, zegt hij. Limburgs, besef ik nu.

Een wielrenner steekt met de fiets aan de hand over en wordt bijna aangereden. Een auto toetert boos.

Even verderop staat Sixsens, House of Pleasure met lila geverfde muren in de steigers.

Bij de kapel zegt een vrouw uit het westen: “Zo, ik heb net nog geprobeerd een rondleiding te fixen.”

De racefietsen razen hier naar beneden. Is er een route het dal in? Ik dacht dat de weg hier doodliep en overging in een wandelpad. Een platgereden egeltje langs de kant van de weg. Het zal toch niet? … Die fietsers?

Iemand heeft een appel op een paaltje achtergelaten. Een vergiftigde appel voor de geliefde van de prins? De hond snuffelt eraan, laat hem liggen. Ik weet genoeg.

Fanfare

Ik heb een filmpje in mijn hoofd, het zou een droom kunnen zijn, maar dat is het niet. Ik weet niet waar het vandaan is gekomen.

Een fanfare marcheert door de polder. Een kleuter op een driewieler vormt het gevolg. De driewieler hoor je piepen tussen de noten van de fanfare door. Met een kromme rug van de inspanning weet de kleuter de fanfare bij te houden.

De fanfare stevent recht op de dijk af die de polder omzoomt. Zonder in te houden lopen ze door het gras de dijk op. De kleuter laat zijn driewieler onderaan de dijk achter en rent omhoog. De fanfare bereikt aan de andere kant van de dijk het water al. Ze marcheren achter de tamboermajoor aan het water in. Met de fanfare verdwijnt de muziek het water in, de bombardons al laatste. Homp-homp-homp zeggen de bombardons.

Andere stemmen

‘Niet zo schreeuwen’, roept de man met het rode haar tegen zijn dochter.

‘Weet je wat lekker is?’ zegt zijn oudste zoon, ook rood haar, ‘whisky met cola en ijs.’

‘Woef’, zegt de hond.

De man met het rode haar pompt een luchtbed op.

‘Tering, wat is het warm,’ zegt hij.

De jongen knalt de bal tegen het lichaam van de dochter.

‘Auw! Kut!’ roept het rossige meisje.

‘Denk aan je taal’, zegt de man.

Even later komt een andere zoon langslopen. Je raadt het al: rood haar. Onze hond blaft.

‘Niet schrikken, hoor. Ze is alleen maar bangig.’

‘Nee hoor, geeft niet,’ zegt de jongen, ‘wij hebben ook zo’n waakhond… een labrador.’

‘Ze moeten even wennen, hè. Een vreemde omgeving, met vreemde mensen.’

‘Ja’, zegt de jongen, ‘En andere stemmen, hè. Fijne avond nog!’

Honjok

Ik lees in “Een jaar vrij” van Karien Hoenderdos over honjok, een term die ik nog niet kende. Honjok is een term overgenomen uit Zuid-Korea en heeft betrekking op mensen die ervoor kiezen activiteiten alleen te ondernemen. Mensen die de behoefte hebben zich los te maken van de maatschappij en haar druk om in het gareel te lopen.

De maatschappelijke acceptatie van honjok is veranderd. Waar het vermijden van sociaal contact eerder werd gezien als onacceptabel en ondermijnend voor de maatschappij, ontstaat er nu meer acceptatie. De behoefte aan autonomie, om dieper met zichzelf verbonden te zijn en het leven volgens eigen waarden te leiden, wordt meer en meer erkend.

De groep wordt ontdekt als een ‘markt’ voor nieuwe producten: ander media-aanbod, eenpersoonsrestaurants, en een aanbod van voedsel gericht op eenpersoonshuishoudens – een solo-economie.

Ik moet hierbij denken aan de boeken van de Japanse schrijvers Mieko Kawakami en Sayaka Murata waarover ik eerder schreef. In hun werk worden de donkere kanten van de Japanse maatschappij weergegeven bij mensen die kiezen ervoor om zich afzijdig van de maatschappij te houden — ‘de fabriek’, zoals het in Earthlings van Murata genoemd wordt. Misschien is de Japanse maatschappij nog niet zo ver als de Zuid-Koreaanse.

Ook bij ons zien we een toename van alleenstaanden en mensen die bewust kiezen voor soloactiviteiten. Dit wordt deels gedreven door een dieper geworteld individualisme in de westerse cultuur.
Maar er lijkt ook een verschil te zijn. Waar honjok een reactie is op maatschappelijke druk van ‘de fabriek’, lijkt het in het Westen iets te zijn uit de ‘wellness’-cultuur, bijvoorbeeld hier in Happinez en hier in Flow. Zo wordt honjok een statussymbool van onafhankelijkheid.

Zoals Klinenenberg het zegt in dit artikel in Time uit 2012 :

Today, in our age of digital media and ever expanding social networks, living alone can offer even greater benefits: the time and space for restorative solitude.
This means that living alone can help us discover who we are as well as what gives us meaning and purpose. Paradoxically, living alone might be exactly what we need to reconnect.

Strafwerk

Ik lees “Het verlies van El Dorado” van V.S. Naipaul, naar aanleiding van vermelding in Paul Theroux’ “The Toa of Travel“? Dicht opeengepakte informatie, en niet er aantrekkelijk geschreven. Voelt als strafwerk.