Over J.A. Baker

Manuscript van J.A. Baker

Via Werner Herzog las ik The Peregrine van J.A. Baker, en naar aanleiding daarvan las ik My House of Sky, de biografie over J.A. Baker, geschreven door Hetty Saunders.

Er was erg weinig bekend over Baker. In 2017 schreef Justine Jordan in The Guardian over Baker en The Peregrine. My House of Sky moest nog verschijnen.

Fifteen years ago, relatively little was known about Baker. This was partly due to the writer’s strategic development of his own mystery. In the winter of 1967, he was given an Arts Council award of £1,200. The Daily Telegraph reported on the award: “The most unusual of the [recipients] is John Baker, who lives in a council house in Essex and does not want to say which town in case the neighbours discover what he does. He has no telephone and never leaves his home.

Hetty Saunders kreeg toegang tot de archieven van J.A. Baker. Maar zelfs Saunders weet daarmee de biografie van deze teruggetrokken levende schrijver niet meer volume te geven dan zo’ 140 pagina’s. De rest van het boek deelt een selectie uit de gedichten die Baker schreef, en stukken uit de archieven.

Baker was een man die erg op zichzelf was. Hij had een paar vrienden, die hij trouw bleef.
Zijn schrijven was uiterst precies, zijn observaties zijn precies en gedetailleerd, hij is gepassioneerd en schrijft poëtisch.

Voor de focus en eenzaamheid die Baker zocht is soms weinig begrip. In The New Yorker schrijft Cynthia Zarin bijvoorbeeld

The book was “The Peregrine,” by J. A. Baker. First published in London, in 1967, by HarperCollins, and reissued by New York Review Classics, in 2004, the book is a story of obsession.”

Maar de handvol artikelen die bestaan over Baker bevestigen dat er zo weinig originele bronnen zijn en artikelen klinken als een echoput. De originele geest die bedacht heeft dat het boek een verhaal over obsessie is is niet te vinden. Obsessief is Baker toch niet; wel degelijk toegewijd.

Andere beschrijvingen gaan nog verder in hun conclusies over Baker. In datzelfde artikel in The New Yorker gaat een lezer van Baker nog verder.

T. H. White’s classic “The Goshawk,” published in 1951, and “H Is for Hawk,” by Helen MacDonald, which appeared in 2014, are contemporary additions. Both books are about the art of falconry, in which birds of prey, by means of deprivation and reward, are taught to hunt to please their owners. White was a self-confessed sadist (he told his friend, the writer David Garnett, that his sadistic tendencies had destroyed his love life because of his need to inflict punishment on those he loved); for White, falconry provided the opportunity for cruelty by proxy. MacDonald, who became fascinated with falconry as a child (at eight she asked for a leather hawk leash and hood for Christmas), trains a hawk to allay grief after the death of her father. White’s book is essential to MacDonald’s—she follows his darker story alongside her own more familiar how-to-get-over-it saga. She is dismissive of Baker’s book, finding it frightening: a desire for death and annihilation disguised as an elegy for nature.

Een verlangen naar dood en vernietiging? Het lijkt dat MacDonald haar eigen gewelddadige oorsprong voor haar liefde voor de valkerij projecteert op Baker. Baker was een gepassioneerd natuurliefhebber en schrijver. Maar hij trainde geen roofvogels en jaagde niet. Een mensenschuwe misantroop wellicht, maar ook iemand die van schoonheid hield en zichzelf diep kon identificeren met de slechtvalk, en er prachtig over kon schrijven.

Like the hawk, I heard and hated the sound of man, that faceless horror of the stony places. I stifled in the same filthy sack of fear. I shared the same hunter’s longing for the wild home none can know, alone with the sight and smell of the quarry, under the indifferent sky. I felt the pull of the north, the mystery and fascination of the migrating gulls. I shared the same strange yearning to be gone. I sank down and slept into the feather-light sleep of the hawk.

Dit is geen obsessie, maar identificatie. Geen verlangen naar vernietiging, maar naar begrip.

Waarschijnlijk heeft het boek van Hetty Saunders de bronnen uitgeput en zullen we nooit meer over J.A. Baker te weten komen. Met succes heeft hij de details van zijn leven privé weten te houden.

Pilgrimage

I will venture into the supreme evening
When cool webs of sunlight are straying to the sea
And calm sails are soothing the forelands and the speechless hill.
This staff I carry is winter madness,
I have stripped it of seasons
Down to the livid bone
The immemorial winter;
With it I will cut the shapes of infinite dreams
Or follow the fading of some glorious cloud.

(J.A. Baker)

Het einde van de wereld

Holysloot is zo’n beetje het einde van de wereld. De wegen naar Holysloot eindigen in Holysloot.

Ik loop door het dorp tot het einde van de weg dat sneller komt dan ik verwachtte. Het pontje naar de overkant heb ik niet gezien. Ik kijk op het kaartje op mijn telefoon, maar er gaat al een raam open van een houten huisje langs de weg.

‘Wil je met het pontje?’ vraag een dame die uit het raam buigt.

‘Ja, dat klopt. Kunt u me helpen?’

Ze wijst naar de andere kant van de weg.

‘Ik kom er aan!’

Ik loop naar het grasveld en zie nu de bordjes die ik net volslagen heb gemist.

Pinnen kan en ik reken af bij de dame. We stappen het pontje op, een platbodem met een buitenboordmotortje. Er staat een tentje in het grasveld bij de pont.

‘Heeft u een kampeerder?’ vraag ik.

‘Die is van ons. We sliepen er in. We zijn ons huis aan het verbouwen. Maar het was niet te doen met die ganzen ‘s nachts. We slapen weer binnen.’

‘Echt? Maken die beesten zo’n herrie.’

‘Ja, heel erg. Je bent echt een met de natuur hier.’

Er staat een redelijk windje dat het bootje doet deinen.

‘Een mooie dag zeg, maar er staat wel wat golfslag. We redden het tot windkracht vijf met het bootje.’

‘Ga je vogels fotograferen?’ vraagt ze.

‘Niet speciaal. Ik maak overal foto’s van.’

De dame legt behendig aan en we wensen elkaar een mooie dag.

In de lucht hangt een buizerd. Hij krijst fel en hoog. Ik loop het veld in.

Bij een zwartgeteerd schuurtje zwermen zwaluwen door een spleet in het raam in en uit. Als ik blijf staan worden ze woedend. Ze laten hun indrukwekkende behendigheid zien met luchtacrobatiek die met het oog nauwelijks te volgen is.

Even later bereik ik de dijk bij Uitdam. Hier staan veel BMW’s en Porsches langs de weg.

Het werk aan de dijkverzwaring heeft het wandelpad opgeslokt en ik moet langs de weg lopen. Op de nieuwe, nog karig begroeide dijk staat een bordje: ‘Leeflaag’. Ik heb een nieuw woord geleerd.

Bij Barnegat vind ik het wandelpad het land in terug. Ik worstel honderd meter door het riet, maar er is geen doorkomen aan. Ik loop terug en loop verder langs de weg. Met een ommetje vind ik weer de doodlopende weg naar Holysloot, het einde van de wereld.

Kreil

kolhorn
Barsingerhorn – verkrijgbaar als fine art print

Aan het eind van de Wadweg ga ik eigenwijs niet naar de overkant, want daar wandelde ik vorige week al. Voor straf loop ik anderhalve kilometer langs de autoweg, op een fietspad weliswaar.

Kalkoenen en paarden lopen los.

Her en der liggen vogellijkjes. Buizerds?

De Mieldijk is een mooi weggetje.

Ik loop over de dijk met de naam Kreil. Hier hebben alle mensen paarden. Bij een flauwe bocht rijdt een Maserati me bijna van de sokken. Onderaan de dijk is het Wilde Westen. Bovenop de dijk ben je vogelvrij.

Frik

frik heerhugowaard

Ik wandel door De Noord, tussen de kassen door.

De mensen groeten vriendelijk, maar verwonderd. Er komen hier niet vaak wandelaars, vermoed ik. Het is niet het aantrekkelijkste stukje Nederland.

Bloemen worden hier gekweekt, maar er is ook een zeewierkwekerij.

Ik kom in het gehucht met de prachtige naam Frik.

De route die ik in gedachten had, zou me met een lus terug door hetzelfde gebied moeten brengen, maar ik besluit een andere route te nemen. Het landschap van rechte wegen, afgeperkt door kassen, werd me na een kilometer of zeven te benauwend.

Een auto stopt langs de weg. Een man stapt uit en begint over te geven.

The Sound of Waves – Tatsuo Suzuki

photo by Tatsuo Suzuki The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki

Does it matter if you read a photobook from left to right, as we are accustomed to in the West, or from right to left? Like in Japan? Tatsuo Suzuki’s book The Sound of Waves made me wonder when I found the imprint page in the back of the book, contrary to my expectations. So I read the book in both directions (do you ‘read’ a photobook?) and found from left to right seemed the best way to experience the sequence of pictures.

The book’s title, ‘The Sound of Waves’, is so to the point. You hear the waves crashing on the beach, the sound of a band playing live in a bar, fireworks, protests in the streets, rain, the noise of a crowded city, and trains arriving at a station.

Tatsuo’s book follows a tradition of Japanese black and white photography with grainy, sometimes blurry pictures, close-ups, dense pages with little place to rest – the white space between the images is black, drawing the viewer into the book. I see Eyes everywhere, the sad eyes of the models, eyes in the crashing waves. Tatsuo Suzuki drags us through a rough night in a hectic rhythm, and we finally reach dawn (reading left to right). On the last crash of waves, the sun melts away the gloom, with care.

It’s a sensory experience Tatsuo creates. It is a coming and going of the sea, breaking waves, street smells, people marching, yelling, the sweat and sound of a fierce drummer, nearby, traffic, wailing wind, the noise of the sea, murmuring crowd, a highway, more noise.

tatsuo suzuki photo from The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki
The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki