Inside Pudu Wet Market: experiencing authentic Malaysian food preparation

Woke up early. Quickly cobbled together breakfast in the room. Later in town, we’ll have something to eat, first to Pudu Wet Market.

It seems that the Grab driver only manages to find the place after crossing some backstreets. Pudu Market is a so-called wet market. That means it sells fresh produce—fresh fruits and vegetables—but also fresh animals. That means they are brought in alive whenever possible and turned into products on the spot.

I walk through the covered section first. It is a bit stuffy, and there is little light. I attach the flash to my camera. The people are terribly nice. This could certainly be because I am really the only Westerner in that whole market. I walk around with a camera on my belly. Hardly anyone refuses when I ask if I can take a picture. In fact, they often pose with thumbs up and V signs.

There is mostly fish and shellfish, both live and dead. The fish that are not yet dead are killed and cleaned upon request. I see a barrel of large frogs.

At a stand in the corner, live chickens are processed into the bare bodies we know from our store. The chicken is lifted from a crate, and its throat is cut. The dead chicken is thrown into a barrel and a little later, at the follow-up stage, into a container of hot water. This stainless steel barrel is somewhat reminiscent of a centrifuge. It also spins around, but more slowly. So the chicken is put through the hot water for about a minute and then thrown into the plucking machine.

A creepy process to the Westerner, for whom a slaughtered chicken is as sterile a thing as whole wheat bread.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Rainy days, Japanese to Satay

It’s raining again. The second day in a row with rain. Not a lot, but almost continuously. At the guard’s booth, an Indian stranger offers to walk the last bit to the entrance of the building with him under the umbrella.

Food is a thing here. Gary takes me to a Japanese restaurant at noon. By the way, eating out in the afternoon and evening is more common here than cooking for yourself. By the way 2, we like to leave early because of the traffic on the road that will cause the walk to Friday afternoon prayers in the mosques nearby. Indeed, later, the cars are two rows thick along the road.

We ate a light meal in the Japanese restaurant, and I paid for the two of us. In retaliation, Gary took me to a nearby Malaysian restaurant in the evening to taste the excellent satay.

In the mall around the corner, there is a noodle restaurant where noodles are made the traditional way.

Daily commute in KL: Grab and Asam Boi

Grab is great. The Über of Asia. Maybe even better.

I ride back and forth to work daily for about 10 MYR per ride (just over 2 euros?). The cars and drivers are clean and tidy. All they ask of you is to give them a 5-star rating in the app. The cars are mostly Proton, a local Malaysian brand. “Never buy one,” the owners let me know.

I understand it is a sport here to maximize your motorcycle by stripping it completely of all unnecessary accessories, including the brakes. These stripped motorcycles are then raced on the highways. On the news, I heard that today, the 10th youngster in a short time has killed himself in this sport. “They never learn,” says my colleague.

At lunch, I drink Asam Boi, a local drink made from lemonade and pickled plums. The combination of the lemonade’s sweetness and the plums’ sourness is perfect.

Asam Boi

7 augustus – toer #2

De volgende attractie van de toer is een bamboebrug over een rijstveld. De brug, een toeristische trekpleister, is eigenlijk een stalen skelet met bamboe aangekleed.  Er zijn nu een paar mensen op de brug door het veld. In het seizoen moet het hier enorm druk zijn.

We eten bij een restaurantje langs de weg bij de brug, en vervolgen de toer naar de waterval. Deze ligt een paar honderd meter van de weg af, de jungle in. Een smal pad leidt door een kloof naar de waterval. Een klein meertje aan de voet van de waterval. We badderen wat en nemen elkaar op de foto.

De land-split is een heel apart seismisch / geologisch (?) verschijnsel. Een jaar of twintig geleden zag een boer hier opeens in zijn landje op de berghelling enorme scheuren van wel 20-30 meter diep ontstaan. Dat maakt het land onbruikbaar voor landbouw en de boer besloot het fenomeen open te stellen voor publiek. Een paar jaar later trokken er nog meer scheuren in zijn land. De attractie wordt op een ludieke manier gefinancierd. Bij de ingang krijgen de bezoekers allerlei lekkernijen aangeboden. Lokale specialiteiten, drankjes en hapjes. Je kan deze ook kopen, maar dat hoeft niet, zegt men er bij. Allemaal heel gracieus en niet opdringerig. En de man die de boel leidt spreekt enorm goed engels. Het enige dat ze van je vragen je te overwegen een donatie te doen, van hoeveel mag je zelf weten. Dat laat je maar afhangen van hie je e.e.a. hebt ervaren. We drinken sap van de Hibiscus (bloem (?), eten tamarinde, gefrituurde bananenchips, zoete aardappel. We koepn een fles van het Hibiscusdrankje, dat waarschijnlijk straks lang niet zo goed meer smaakt.

De Pai Canyon staat als laatste op het programma van de rondleiding. De Canyon is een hele steile rotspartij van waar af je een heel mooi uitzicht over het dal van Pai hebt. Het is hier goed zweten, zo op het warmst van de dag. Japanners en Chinezen halen halsbrekende toeren uit op hun slippertje langs de hellingen. Heel mooi, uniek uitzicht over het dal rond Pai.

Op de terugweg bespreken we bij de chauffeur voor de volgende dag een bezoek aan de grotten van Lod.

7 augustus -Toer hot spring, land split, waterval, chinees dorp, Pai Canyon (1)

We worden vroeg opgehaald bij onze appartementen in Pai door onze chauffeur. Een kleine, gedrongen vent/jongen met een petje achterstevoren op zijn hoofd en een grote zonnebril op zijn neus. Hij komt met een Toyota Fortuner. Een enorme 4×4 die in Nederland alleen bereden wordt door PC Hooft bezoekers en hoort zit er een strakke blondine op de bijrijdersstoel. De chauffeur blijkt een heel aardige vent. Hij houdt van punkrock. Gedurende de hele reis zijn we verzekerd van stevige muziek, van U2 tot SoD.

We rijden eerst richting Mae Hong Son, richting de grens met Myanmar. De omgeving is schitterend. Road to Hana in Maui, maar dan zonder de zee. Onderweg passeren we controleposten van het leger. Volgens de chauffeur wordt er gecontroleerd op illegale immigranten uit Myanmar op zoek naar werk in Thailand.

De weg naar de hotspring is heel steil en bovendien na de regen van de afgelopen dagen erg modderig. We rijden een auto achterop die de helling niet op komt. De auto glijdt steeds weer naar beneden. We merken nu dat die Fortuner hier erg van pas komt. We rijden een heel eind in de lage giering (of juist de hoge) waar deze auto voor het extreme klimwerk is uitgerust. De hotspring is een plek in midden in het bos waar een restaurantje en een paar primitieve omkleedhokjes zijn gebouwd.

We springen in de warme vijver. Er dobberen al een paar toeristen in rond. Het water is schat ik zo’n 35 graden. We poedelen een tijdje en maken wat foto’s.

De anderhalf uur die onze gids hiervoor had ingepland gaan we niet volmaken. We stappen weer in en rijden langzaam terug over de gladde hellingen.

De volgende stop is het Chinese dorp. Op een heuvel in het landschap ligt een soort kasteel dat wellicht aan de Chinese muur moet doen denken, met er omheen wat gebouwtjes met winkeltjes en andere gebouwtjes. Je kan er wat dingen doen als boogschieten. Je kan je in een chinees gewaad hijsen. Maar eigenlijk is het gewoon een ordinaire tourist-trap.

 

Pai – 6 augustus 2017

Het dorp bekijken. Pai is een enorme toeristische trekpleister. Het centrum van het dorp is een aantal straten die bezaaid zijn met winkeltjes en restaurants gericht op de toeristen. Dan heb je ook nog de verkopers langs de straat, waarvan er zonder de stroom toeristen langs niet zo veel zouden zijn.

Het is nu laagseizoen. In het hoogseizoen, onze winter, moet het hier ontzettend druk zijn.
Nu wordt het centrum met name bevolkt door Chinese en Europeaanse toeristen (Europeanen: Nederlanders, Spanjaarden, Fransozen, enkele verdwaalde Duitsers en Engelsen). En hippies die over het algemeen niet erg fris ruiken.

Volop winkels met “traditionele” producten zoals Boeddha beeldjes en hoofden. In Bangkok stond het nog vol waarschuwingen om geen Boeddha hondjes te kopen (en tattoo te laten zetten) omdat dit voor de Thai beledigend zou zijn. Kennelijk zijn de mores hier anders.

De omgeving van het dorp is heel erg mooi. Pai ligt in een vallei en vanuit de vallei heb je van alle kanten schitterend uitzicht over de vlakte op de omringende bergen.

In het hotel geven we ons op voor een toer door de omgeving, langs verschillende bezienswaardigheden. ’s Avonds eten we in het dorp/

Chiang Mai naar Pai – 5 augustus 2017

Naar Pai. We worden opgehaald bij het hotel door een mini-van (Toyota Hi-Ace met 3 rijen stoelen achterin, redelijk luxe). Als een krankzinnige rijdt de chauffeur door de drukke straten en steegjes. De man kent alleen volgas en remmen. Iedereen in de auto is misselijk. Gelukkig worden bij de busterminal in een ander busje overgezet.

De bagage gaat nu op het dak en we vertrekken. Deze chauffeur rijdt gelukkig normaal. We rijden de bergen in en draaien door de scherpste haarspeldbochten. Het uitzicht over de bergkammen is geweldig mooi.

We stoppen 10 minuten bij een hal met restaurantjes. Even de benen strekken, plassen en wat eten en drinken. Dan weer verder de berg op.


Een kilometer of 10 voor Pai verspreid zich een zure lucht door het busje. Achterin het busje heeft iemand gebraakt. De jongen schuin achter haalt een t-shirt uit zijn rugzak en bindt het voor zijn gezicht. De chauffeur heeft niets in de gaten en rijdt onverstoorbaar door. Maar een paar kilometer later moeten er mensen uit en dan vindt hij ook de vuiligheid van de braakster, die net het busje heeft verlaten bij deze stop. Ze heeft, blijkt, achter een gordijntje gekotst en het gordijntje weer netjes teruggevonden. De chauffeur is een kwartier bezig de boel op te ruimen.
Bij Pai wordt onze bagage van het dak gehaald. We nemen een taxi naar het hotel, wat 5 minuten rijden blijkt te zijn.
Het hotel bestaat uit een aantal losse appartementsgebouwen rondom een mooie tuin met een zwembad. We hebben een schitterend uitzicht over de bergen rond Pai. Op een heuvel achter ons zien we een grote witte Buddha boven de begroeiing uit steken.


We zwemmen en doen verder niet zoveel.
’s Avonds wandelen we naar het dorp om wat te eten.

Chiang Mai – 4 augustus 2017

Heel vroeg opgestaan voor een tour van een halve dag naar de Elephant Retirement Center. We worden opgehaald bij het hotel. Een half uur tijden de stad uit.

Er zijn een redelijk aantal olifanten-centra in de buurt van Chiang Mai. Toch vooral voor de toeristen-industrie. Olifanten mogen steeds minder ingezet worden in de bosbouw en voor andere doeleinden. Zo zorgen de getemde olifanten op een relaxte manier voor inkomsten voor de Thai.

Ik kom er achter dat ik mijn SD kaart in de laptop heb laten zitten en natuurlijk geen reserve SD kaart bij me. Weinig foto’s dus.

We worden uitgebreid (te? – duurt wel wat lang) voorgelicht over de olifanten in het centrum. Hun achtergrond, wat ze eten, hoe ze medicijnen krijgen toegediend. De olifanten komen al aanlopen. De eerste is er één die zijn poot heeft gebroken bij een circusact. Dat groeit niet mee vast bij een olifant (gaat lastig in het gips en zes weken rust). Een hele oude (36 jaar) die nog in de bosbouw heeft gewerkt.

Het centrum biedt een korte broek en shirt aan, en we kleden ons om. Maar goed ook, want we zullen behoorlijk smerig worden. We maken zelf wat medicijnen klaar voor de olifanten: een pakketje met rijst en banaan in bananenblad gevouwen – een pil voor olifanten. Daarna hakken we suikerriet voor de olifanten – stukken van een centimeter of 15.
De eerste olifanten komen nu naar ons toe, op zoek naar voedsel. Een olifant heeft een beperkt spijsverteringskanaal. Driekwart van wat hij eet kan hij niet verteren en verlaat het lichaam weer. Daarom is de olifant het grootste deel van de dag bezig met eten. Van bananen krijgen ze geen genoeg. Zolang er bananen in de buurt zijn gooien ze de aangeboden stukken suikerriet als verwende kinderen aan de kant.

Het voedsel pakken ze voorzichtig met hun slurf uit je hand. Ze kennen ook een commando waarmee je het voedsel direct in hun bek kan leggen. Boeoen! En hun bek gaat open en je kunt de banaan of het suikerriet op de tong van de olifant leggen.

Na het voeren volgt een modderbad in een nabijgelegen poel. Samen met de olifanten in de modder en h ze ‘inzepen’ met modder. Ondertussen blazen de beesten zichzelf ook onder de modder. Goed dat we aparte kleding kregen. Vervolgens naar de waterpoel om weer af te spoelen. Hier liggen we gewoon tegen de olifanten aan in het water. Je kan merken dat de olifanten zelf ook graag in het water spelen.

Elke olifant heeft zijn eigen oppasser. Daar speelt de olifant graag mee, zeker in het water. Ze oppassers hebben de beesten allerlei commando’s geleerd. Grappigste is natuurlijk dat de oppasser de olifant een slurf water kan laten nemen en deze gericht kan laten leegspuiten op een van de gasten (commando: Pauw!). Heel zachtjes worden de commando’s tegen de olifanten gegeven.

Het zijn eigenlijk een soort logge honden.

We krijgen een eenvoudige lunch. Daar spreken we 2 Nederlanders die net via Laos en Vietnam in Thailand zijn aangekomen. Hebben leuke verhalen over wat ze al hebben meegemaakt op hun toer. Thailand is volgens hun veel rijker dan Laos en Vietnam. Ik wij vinden de mensen hier al arm.

In het hotel uitgehangen en daarna naar de Warorot markt gelopen, via een paar tempels.

De Warorot markt blijkt een enorme overdekte Chinese stuk, van meerdere etages. Indrukwekkend groot en enorm divers aanbod.

We drinken een koude koffie bij Wawee. Dat is een Thaise Starbucks rip-off. Het is zo koud ge-airconditioned dat we liever buiten op het terras gaan zitten. En/of we zijn aan het wennen aan de warmte.

Chiang Mai 3 augustus 2017

Opgehaald bij het hotel door de mensen van de zipline tour: Dragon Flight Chiang Mai.

In de minivan met 6 Chinezen en 2 Koreanen. En een Thai achter het stuur. Ik zit voorin. Het busje is uitgerust met een mini-karaoke apparaat. Dat beloofd nog wat.

We rijden de drukke stad uit en de heuvel in. Het wordt steeds bergachtiger en de wegen steeds iets slechter. Het laatste stukje is over overharde weg.

Heel gedisciplineerd worden we in veiligheidstuig gehesen. Flesje water aan een touwtje en een bamboe stokje met zijtak. Deze laatste blijkt later te dienen om te kunnen remmen als de zipline te hard op zijn doel afgaat.

We klimmen iets verder de berg op en ziplinen van de ene boomhut naar de andere.Soms een korte wandeling door het jungle achtige terrein tegen de berg op on het volgende plateau te bereiken.

De 6 man begeleiding die met onze groep mee is is gedisciplineerd maar halen als ze zelf aan de zipline hangen grappige capriolen uit begeleid met een boel geschreeuw en gelach.

We maken zo een flink rondje langs de bergwand.

Aan het eind abseilen vanuit een platform hoog in de boom en we staan weer op de ‘begane grond’.

In het gebouwtje terug tuigen we ons weer af en krijgen we een t-shirt. Alleen nog medium en small dus dat gaat waarschijnlijk knellen. Er is een eenvoudige maar erg lekkere Thaise lunch voor ons klaargemaakt.
Daarna weer in de auto de bergpaden af naar Chiang Mai. Geen karaoke gelukkig. De Chinezen zijn in slaap gevallen.

Een paar losse observaties.
De reclameborden langs de wegen en in de straten zijn talrijk, veelkleurig en reusachtig van omvang.

Er werken hier veel vrouwen aan de aanleg en reparatie van de wegen. Hoewel nauwelijks herkenbaar door hoed en mondkap toch duidelijk vrouwen.

De stoplichten staan hier (Chiang Mai) enorm langnop rood (en op groen dan ook neem ik aan maar daar hoeven wij dan nooit op te wachten dus dat merk je niet). Was me in Bangkok niet opgevallen.

Chiang Mai 2 augustus 2017

Vandaag Chiang Mai stad.

We bezoeken de vlakbij ons hotel gelegen tempel Wat Chedi Luang.

En daarna Wat Phra Singh iets verderop. Naast deze tempel staat een gouden pagode – een chedi of stupa is volgens wikipedia het juiste woord. Het blijkt een enorme aantrekkingskracht te hebben voor selfie-adepten. Op vreselijke manier staan mensen hier voor die gouden toren te poseren.

De gebouwen zijn indrukwekkend, zo niet in hun huidige vorm, dan toch om de indruk die ze geven van hoe imposant ze in hun originele staat geweest moeten zijn.

Op het terrein van Wat Chedi Luang is een overdekt plaatsje aangelegd waar je wordt uitgenodigd om met de Buddhistische monniken te kletsen (chatten, staat er – zou er ook een virtuele variant zijn denk ik dan?).

Langs de kant van het plein rond de tempel wat winkeltjes die voor tuttels verkopen, en sarongs.

Een agent bewaakt de uitgang. Of eigenlijk de ingang, en voorkomt dat toeristen het tempelcomplex oplopen zonder te betalen. Thai kunnen gratis in hun tempels, en de meeste toeristenattracties, zoals bijvoorbeeld ook het Grand Palace in Bangkok. De agent is volledig gemaskerd: pet, zonnebril, doek over neus en mond. Doet mij aan een anti-terreur eenheid denken. Alleen is er hier geen terreurdreiging en is het 32 graden.

We lopen naar een andere trekpleister: het monument voor de drie koningen. Deze drie koningen hebben de stad opgericht. De weinig indrukwekkende beelden van de koningen staan aan een weinig indrukwekkend wit plein. Toeristen lijken er verdwaasd een beetje rond te dwalen op zoek naar de attractie.

We verfrissen ons in het hotel en lopen door de drukke straten richting de oostelijke toegangspoort van de stad, de Thai Phae Gate.
Van de toegangspoort is een paar honderd meter muur over. Daarachter een groot plein met heel veel duiven. DON’T FEED THE ANIMALS staat er op een bordje. Een venter verkoopt duivenvoer aan de toeristen. De vliegende ratten bespringen de toeristen bijna om ze het voer afhandig te maken.