Een man staat onder zijn Japanse sierkers en kijkt naar de bloesemwolk die uit zijn boom waait. Ik stop bij zijn boom. “Het sneeuwt”, zegt hij trots.
Maar in het echt is het regen die dreigt. Een paar minuten dikke druppels, daar blijft het bij.
Vanaf een boerenerf drentelen twee meisjes op twee pony’s voor me de weg op. “We gaan een rondje rijden, langs de dijk”, zegt het oudste meisje, ze wijst in de richting van de A.C. de Graafweg. “Is het niet saai, hier langs die rechte weg hier?” vraag ik. “Nee helemaal niet,” zegt ze. Ze kijkt alsof ik gek ben en buigt zich over het hoofd van de pony. Het kleinste meisje haalt een witte boterham uit haar rugzak terwijl ze met losse handen de pony voortdrijft.
Een man achter het stuur van een passerende auto heft ongelovig zijn handen naar me op. “Wat is dat nu jij hier?”, lijkt hij te zeggen. Er is altijd wel iemand die zich opwind en je moet ze maar negeren.
Ik koop een kooltje bij Moos’ winkeltje langs de weg. Ik heb geen contant geld bij me, maar gelukkig heeft deze moderne agrariër een QR-code op een plank geplakt, die me leidt naar een betaalverzoek.
Een jongen uit het dorp test de snelheid van zijn opgevoerde brommer op het gladde asfalt van de polderweg. Met veel kabaal blèrt hij het dorp uit, de polder in, en weer terug.