Van Bangkok naar Ayutthaya (26 juli 2017)

Ontbijt in hotel en uitchecken.

We nemen zo’n roze taxi naar het station.

De platjes in de perken tussen de rijbanen staan in hun potten. Ze worden bewaterd vanuit een langsrijdende tankwagen.

De tickets kosten 60 Baht. Dat is ongeveer anderhalve euro. Totaal. Voor 4 personen dus. Economy class, dat wel. Er is op deze trein geen andere klasse.

De bankjes zijn van hard plastic en eigenlijk net niet breed genoeg voor 4 Europese billen.

De trein boemelt het eerste uur door smoezelige buurten van Bangkok. Langs de rails wonen mensen in provisorische woningen. Net als langs het water, lijkt er langs het spoor een eigen mini-samenleving te bestaan.

We stoppen in de stad nog meerdere malen bij verkeersovergangen. Automatische overgangen met voorrang voor de trein zijn hier nog niet aan de orde.

De trein stopt af en toe op schijnbaar willekeurige plaatsen, waar dan iemand in- of uitstapt.

Aan de rand van Bangkok rijden we kilometers lang langs enorme bouwwerken. Enorme betonnen geraamte van meerdere verdiepingen, tientallen meters hoog, vormen de staketsels voor een nieuwe snelweg of een enorm geëleveerd spoornetwerk.

Bij het station van Ayutthaya geen op toeristen wachtende taxi’s of tuktuks. Een aardige vrouw wijst ons naar een bijgelegen tempel waar inderdaad een paar tuktuks staan te wachten. De koffers worden tegen de achterwand van de tuk-tuk gestapeld en er is zowaar nog plaats over op de bankjes. De chauffeur moet nog wel een belletje plegen om het adres van ons hotel te herkennen.

Het hotel is een gebouw op palen met kamers en een grote leefruimte op de eerste verdieping. In een bijgebouwtje zijn ook kamers.

We slenteren na onze intrek in het hotel te hebben genomen naar het centrum. Dat blijkt bij deze warmte net even te ver weg. We lopen door het oude park van Ayutthaya dat vol staat met ruïnes van tempels.

Verderop een plek waar toeristen een rondje op olifanten kunnen rijden. Dat schijnt helemaal niet goed te zijn voor die olifanten. Gaan we dus ook niet doen.

In het centrum eten we bij een restaurantje langs de straat. Alles lijkt in het Thais maar een aardige vrouw trekt toch een menukaart in het engels tevoorschijn. Het eten is uitstekend.

Met de tuk-tuk terug naar het hotel.

Oproep tot avondgebed vanuit de moskee aan de overkant van de rivier. Een paar honderd meter verder een katholieke kerk.

Oerwoudgeluiden vanuit de overgroeide achtertuinen achter het hotel.

Bangkok dag 3

Weer redelijk laat wakker.

Ontbijt Europees brood met fruit en shakshuka. Dat laatste is dus geen Thais maar een oosters gerecht dat Ottolengi populair heeft gemaakt, lees ik als ik het op-google.

Even door het centrum van Bangkok gelopen en de drukte van Khao San Road achter ons gelaten. Dan een tuk-tuk genomen naar het station.

Op het station geïnformeerd naar de trein naar Ayutthaya. Daar was een speciaal ritueel voor nodig. Er was een soort wachtkamertje met een rij stoelen voor de balie ingericht. Daarop moesten de wachtenden in volgorde van aankomst plaatsnemen. Steeds als er iemand geholpen was, moest de hele rij opschuiven. Een gek communistisch aandoend stoelendans in het station van Bangkok.

Het bezoek was verder in zoverre vruchteloos dat een ticket voor de trein naar Ayutthaya gewoon op de dag zelf te boeken is. We krijgen wel een time-table.

We doorkruisen een paar uur door het Chinatown van Bangkok dat in de buurt van het station is gelegen.

“Commercie” in Buddhistische tempel
Hondenuitlaathoekje
Teken dat hier vers gekookt wordt (?)
Reclameborden in Chinatown

We wandelen door de steegjes. De sfeer doet denken aan de suk van Marakesh. Nauwe steegjes, volgepropte winkeltjes. Overvol, warm, hectisch. De waren worden hier alleen niet zo agressief aangeboden. De chinezen/thai komen veel relaxter over.
Brommers doorkruisen de steegjes tussen het winkelende publiek door.


Als je oplet kan je hier en daar een rat zien wegschieten.

https://www.youtube.com/watch?v=GV7McVQIJeQ

We lopen terug naar het hotel. We passeren een straat waar vuurwapens te krijgen zijn. In alle soorten en maten: we zien revolvers, pistolen, geweren, shotguns en hoe die dingen ook heten. Ook de vizieren voor de sniper-rifles zijn te krijgen. Denk ik.

We kopen t-shirts in de buurt van het hotel en bakkeleien over 40 baht voor 3 t-shirts.

Bangkok dag 2

Vanochtend de hele famille pas tegen negenen wakker. Nog moe van de vlucht waarschijnlijk.

Ontbijt in het hotel. Continental en Thai.

“We are not a fast food restaurant.
Our meals are prepared fresh.
So please be patient.”

Goed zo.

Naar het Grand Palace gelopen. Ongeveer 20 minuten. Je loopt niet hard in de warmte maar deze afstand is nog goed te doen.
Bij het GrandPalace zijn de wegen afgezet.

Speciale maatregelen om de bevolking de gelegenheid te geven afscheid te nemen van hun geliefde koning Bhumibol, die afgelopen oktober overleed. Het land is officieel in rouw voor de periode van een jaar.

Een lange stoet in het zwart geklede Thai hebben via een aparte ingang toegang tot het paleis.

Het is enorm druk bij en in het het paleis.

https://www.youtube.com/watch?v=Nrnp3wWVWiE

Een foto maken waar geen toerist op staat is zo goed als onmogelijk.

Uit de wind op de binnenplaatsen van het complex is het enorm warm. Nog voor we een kaartje hebben kunnen kopen zijn we hier al drie keer door onze deo gebroken.


Het wereldrecord selfies maken wordt hier vandaag verbroken. Ik denk dat de Chinezen met voorsprong winnen. Zij zijn in grote massa’s het paleis binnengetrokken. Thailand is nooit bezet geweest door andere militaire machten, tot hun grote trots. Maar nu hebben de Chinezen geen militairen maar hun toeristen gestuurd. Ze hebben het centrum van Bangkok al in handen.

We bezichtigen de tempel Wat Phra bij het paleis en de gebouwen bij het paleis.

 

Vlakbij het paleis ligt de tempel Wat Pho en daarnaast een tempel met een enorme liggende Buddha monniken en toeristen.
De menigte schuift langs de Buddha. Ventilatoren langs de route proberen vergeefs het publiek te koelen. Ze blazen slechts de warme lucht langs de menigte.

Een toegangskaartje tot Wat Pho geeft ook recht op een gratis flesje water. Dat slaat niemand af.

We lopen naar de pont die ons naar Wat Arun aan de andere kant van de rivier gaat brengen. Voor we de pont op gaan eten we gefrituurde banaan, kip en spring roll. En ijs uit een kokosnoot. Daar knappen we flink van op.

Met de boot over en Wat Arun bekeken.

Restauratie van Buddhi en tempel in volle gang,

In de tempel zit een monnik die een soort voordracht doet.
We beginnen een beetje Buddha-moe te worden. Tweede dag in Bangkok…

De namiddagbui dreigt weer en we gaan snel met de pont terug naar de overkant.


De tuk-tuk bij de pont overgeslagen, 300 meter gelopen en daar een tuk-tuk genomen voor de helft van de prijs. Die lui bij de pont spreken prijzen af.

Onderweg naar het hotel breekt de hel weer los. Gelukkig hebben we weer net op tijd een tuk-tuk weten te vinden.

https://www.youtube.com/watch?v=k2wOHZhoAS0

Op de kamer opdrogen en bijkomen.

Bangkok dag 1

Over de vlucht niks bijzonders te melden: een gebruikelijke slapeloze nacht in een vliegstoel onder een deken. Ook douane en bagage op het vliegveld loopt op rolletjes.

De achterbak (met enorme lpg tank) van de taxi is veel te klein voor de enorme koffer van Noor en onze meer bescheiden koffertjes. Geen probleem. De chauffeur zet onze koffers schuin tegen de rand en met een spin wordt de kofferdeksel vastgezet. In de taxi ruikt het heel sterk naar Thais eten.

We worden afgezet op de hectische Khao San Road, vlak bij het hotel.

In het hotel slapen we een paar uur.

Later in de middag lopen we de stad in. Bij de tempel in de buurt – Wat Chanasongkhram – zijn monniken met een gebedsritueel bezig.

De bewaker bij de tempel is een spraakwaterval. Hij geeft onze een stoomcursus Bangkok: tuk-tuk selecteren (gele kentekenplaten), wat te zien in het centrum (haalt een kaart tevoorschijn en begint er op te schrijven), en bijna meer tips dan we kunnen onthouden.

Hij regelt een tuk-tuk die ons alsnog ongewild langs brengt bij twee reisbureaus in de gedaante van officieel toeristenbureau. Die willen heel graag een rondreis Thailand voor ons regelen. Maar dat willen wij dus niet. Door beleefd aanhouden verliezen ze steeds hun interesse in ons.

De tuk-tuk brengt ons naar de tempel Wat Intrawihan, met een grote staande Buddha van 45 meter hoog. We bekijken de tempel terwijl de tuk-tuk op ons wacht.

Daarna gaan we naar de rivier Chao Phraya, de grote rivier waar Bangkok langs ligt. We nemen afscheid van de tuk-tuk en 100 Baht. We krijgen een rondvaart langs de rivier Chao Phraya in een longboat aangesmeerd. Waarschijnlijk voor te veel geld. De rondvaart is echter zeer de moeite waard. Een aparte wereld langs het water. Veel huizen op palen. We zien de armoede waarin veel mensen in Bangkok leven.

Halverwege komt een man in een bootje langs. Het bootje is volgeladen met versnaperingen. Een soort varende mini-supermarkt.

We worden achtergelaten bij de Wat Arun, aan de andere kant van de rivier Chao Phraya. De tempel is al dicht en het begint donker te worden. Ook verschijnen er enorm donkere wolken boven de stad. Morgen beter. De pont brengt ons terug in het centrum.

Met de tuk-tuk terug naar het hotel. Het begint te regenen. Heel hard.

Vlak bij het hotel springen we uit de tuk-tuk. Het is nog maar 50 meter naar het hotel maar het regent zo hard dat we maar beter kunnen schuilen. We zouden binnen 5 seconden doornat zijn.

Video

Na een kwartier vermindert de regen en sprinten we naar ons hotel.

Good to Great – Jim Collins

I was astonished, reading Good To Great. It has so many findings about great companies, that are so massively ignored.

Many business leaders have referred to this book. While in their own organizations the findings they cast aside the findings in this book on a day by day basis.

I will go through a couple of them.

Ten of eleven good-to-great CEOs came from inside the company, whereas the comparison companies tried outside CEOs six times more often.

So no need to attract expensive business leaders from the outside. What we hear about their compensations schemes we sometimes find unethical and excessive.

We found no systematic pattern linking specific forms of executive compensation to the process of going from good to great.

Not only does the compensation not necessarily need to be very high. Moreover, the leaders of these companies stand out in humility. Leaders of great companies are to themselves, focused on the company, not themselves, have a big sense of humility and do not have big egos, are persistent calm and determined.

Self-effacing, quiet, reserved, even shy—these leaders are a paradoxical blend of personal humility and professional will.

As surprising, great companies are not great because they have such a fantastic strategy. Nor is it technology or acquisitions, a very promising industry or special program.

Greatness is not a function of circumstance. Greatness, it turns out, is largely a matter of conscious choice.
All companies have a culture, some companies have discipline, but few companies have a culture of discipline.

When you have disciplined people, you don’t need hierarchy. When you have disciplined thought, you don’t need bureaucracy. When you have disciplined action, you don’t need excessive controls. When you combine a culture of discipline with an ethic of entrepreneurship, you get the magical alchemy of great performance.

They never use technology as the primary means of igniting a transformation. Yet, paradoxically, they are pioneers in the application of carefully selected technologies.

Discipline and perseverance are the most important traits of great companies.

Every good-to-great company embraced what we came to call the Stockdale Paradox: You must maintain unwavering faith that you can and will prevail in the end, regardless of the difficulties, AND at the same time have the discipline to confront the most brutal facts of your current reality, whatever they might be.

In confronting the brutal facts, the good-to-great companies left themselves stronger and more resilient, not weaker and more dispirited. There is a sense of exhilaration that comes in facing head-on the hard truths and saying, “We will never give up. We will never capitulate. It might take a long time, but we will find a way to prevail…”

No, those who turn good into great are motivated by a deep creative urge and an inner compulsion for sheer unadulterated excellence for its own sake.

It is doing the work, a feel for business, perseverance, a lack of arrogance, not taking anything for granted, that distinguishes the great companies.

It is in such a sharp contrast with what you see in the large majority of the Fortune 500 companies, that I wonder how the leaders in these companies, and the big consulting companies advising these companies, and likely the investors in these companies can continue to ignore such fundamental findings.

When you put these two complementary forces together—a culture of discipline with an ethic of entrepreneurship—you get a magical alchemy of superior performance and sustained results.

And if you cannot be the best in the world at your core business, then your core business cannot form the basis of your Hedgehog Concept.

When used right, technology becomes an accelerator of momentum, not a creator of it. The good-to-great companies never began their transitions with pioneering technology, for the simple reason that you cannot make good use of technology until you know which technologies are relevant.

 

Mason Curry – Daily Rituals

Interesting book about artists’ routines in creating work.

Conclusion: discipline is everything. And dedication. And perseverance. See also Ryan Holiday’s The Obstacle is the Way.

Francis Bacon: chaos and total dedication.

Simone de Beauvoir: total asceticism.

Kierkegaard: coffee and sugar, walking, writing.

Benjamin Franklin: air bath (meditation?).

Anthony Trollope: writing 3 hours a day for work. Copied his mother here, who wrote for 4 hours before making breakfast.

Toulouse Lautrec: booze.

Thomas Mann: family man with a strict schedule for writing.

Mahler: schedule. Moody and lonely boy.

Matisse , Margaret Mead: always working.

Gertrude Stein: what a spoiled baby she is.

Ann Beatty: can only write if she’s really inspired.

Murakami: schedule, no social life.

William James: automate everything, leave yourself free for better activities.

James Joyce: estimates that it took him 20000 hours to write Ulysses.

Beckett made his depression work for him.

Sartre: regime and pills, cigarettes, alcohol.

Graham Greene: wrote 2 books at once. On pills.

Umberto Eco: can write anywhere, anytime.

David Lynch: sugar.

Paul Erdos: machine that turns coffee into scaffolding.

Abramovic: rigorous.

Twyla Tharpe: asocial = procreative.

Bernard Malamud: conclusion: in the end, everyone learns his or her own best way. The real mystery to crack is you.

Eerste bericht

De komende weken zullen we (waarschijnlijk) aandoen:

Bangkok
Kanchanaburi
Ayutthaya
Sokuthai
Chiang Mai
Pai
Koh Samet
Bangkok