Korte verhalen en literaire teksten door Niek de Greef. Originele fiction, persoonlijke verhalen en experimentele proza in Nederlands en Engels.

Frik

frik heerhugowaard

Ik wandel door De Noord, tussen de kassen door.

De mensen groeten vriendelijk, maar verwonderd. Er komen hier niet vaak wandelaars, vermoed ik. Het is niet het aantrekkelijkste stukje Nederland.

Bloemen worden hier gekweekt, maar er is ook een zeewierkwekerij.

Ik kom in het gehucht met de prachtige naam Frik.

De route die ik in gedachten had, zou me met een lus terug door hetzelfde gebied moeten brengen, maar ik besluit een andere route te nemen. Het landschap van rechte wegen, afgeperkt door kassen, werd me na een kilometer of zeven te benauwend.

Een auto stopt langs de weg. Een man stapt uit en begint over te geven.

Lang verhaal

Op een dag viel mijn gehoor uit. Mijn vrouw stond in de deuropening en zei iets tegen me.

‘Kun je iets harder praten’, zei ik, ‘ik versta je niet.’

Ze zei iets tegen me. Ik keek haar aan.

‘Hou je me voor de gek?’

Ze liep naar me toe en klapte in haar handen. Dat zag ik, maar dat hoorde ik niet. Ik knipte met mijn vingers. Ergens in mijn lichaam voelde ik een tik, maar horen deed ik niks.

Je moet naar de huisarts, schreef mijn vrouw op een briefje.

Ik knikte. Ze belde.

Even later zat ik bij de huisarts.

‘Wat heb je gedaan?’ schreef ze op een briefje en keek in mijn oor.

‘Niks’, zei ik, ‘zie je iets?’.

‘Ziet er normaal uit. Heb je iets vreemds gegeten?’

‘Niet dat ik weet’, zei ik.

Ze keek in mijn neus.

‘Hmm’, schreef ze, ‘ik pak even een pincet.’

‘In mijn neus?’ zei ik.

Ze knikte en rolde haar stoel naar een kastje langs de muur. Uit een laatje viste ze een lange pincet. De stoel rolde weer terug.

‘Dit kan even naar voelen’ schreef ze.

Ze duwde mijn hoofd tegen de hoofdsteun. Aarzelde een moment. Ze stak de pincet in mijn neus.

Achterin mijn ogen schuurde iets. Langzaam trok ze iets uit mijn neus. Het leek op de punt van een zakdoek. Het kriebelde achterin mijn keel. Ik moest hoesten. De hoest drukte een klont door mijn neus. De klont kletste in het metalen bakje onder mijn kin.

‘Wat is dat nou?’ zei ik.

‘Lang verhaal’, schreef ze op het notitieblok.

‘Ik kan je weer horen’, zei ik.

‘Lang verhaal!’ riep ze naar me. Ze hield de doek tegen het licht.

‘Je hoeft niet zo te schreeuwen.’

Oortjes

Bovenop de heuvel zit een man op een bankje. Hij leest een krant. De hond snuffelt en de man grijpt de gelegenheid aan om me aan te spreken. Hij doet me denken aan Les Claypool van Primus: klein brilletje, baardje, bolhoed. Hij draagt een drollenvanger, zo’n broek die tot net over de knieën reikt en aan de onderkant is vastgemaakt met touwtjes net boven een paar enorme kuiten.

“De wereld vandaag, wat een puinhoop. Poetin voert oorlog. Trump maakt een chaos van zijn land en de rest van de moderne wereld.”

‘Sorry?’ zeg ik.

Hij kijkt me aan en wijst op de witte kommaatjes in zijn oren.

“Netanyahu, … holocaust, … het Palestijnse volk, … Wilders, Poetin, … religieuze ideologie, …”

Opeens is hij weer rustig. Hij vouwt de krant op, tikt deze vriendschappelijk tegen de flank van de hond. Ik verwacht een flikflak en een high five, maar hij wandelt de heuvel af. Fluitend.

Uit zichzelf

Holset - Genoveva beeldje

Het restaurant-café in Holset is al geopend, blijkt na enig aandringen. We worden uiterst vriendelijk naar het terras begeleid.

‘Willen jullie gewone koffie?’

‘Eh, nee … Cappuccino kan dat ook?’

‘Ja, dat kan wel.’

De jongen wil weglopen.

‘Jullie hebben ook vlaai zag ik’, zegt A.

We hebben net een flinke wandeling achter de rug. De jongen draait zich weer naar ons.

‘Ja, we hebben vlaai. Maar moet ik even kijken welk soort vlaai we nog hebben.’

‘En apfelstrudel, zag ik?’

‘Ja, we hebben ook apfelstrudel denk ik.’

Even later zet hij twee cappuccino’s op tafel.

‘We hebben appel- en abrikozenvlaai.’

‘Abrikozenvlaai, graag.’

‘Met slagroom?’ vraagt hij, uit zichzelf.

Labrador

Ik loop door Wormer. Een hond is in een boom gesprongen als een kat en wil er niet meer uit. Haar baasje staat met haar handen in haar zij voor de boom te roepen.

‘Saar kom er uit!… Saar!’

Ze kijkt me hulpeloos aan als ik langsloop. De labrador in de boom kijkt onnozel. Hoger in de boom schreeuwen halsbandparkieten naar elkaar.

‘Heb je geprobeerd de hond met brokjes te lokken,’ zeg ik, ‘het is een labrador tenslotte.’

Ze steekt haar hand in haar jaszak. De hond staat al naast haar met zijn neus tegen haar jas.

House of Pleasure

“Is het een mädchen?”, vraagt de man met de hond.

Ik versta hem niet meteen. “Een meisje?” vraag ik.

“Ja, hij houdt niet van mannetjes, maar wel van mädje”, zegt hij. Limburgs, besef ik nu.

Een wielrenner steekt met de fiets aan de hand over en wordt bijna aangereden. Een auto toetert boos.

Even verderop staat Sixsens, House of Pleasure met lila geverfde muren in de steigers.

Bij de kapel zegt een vrouw uit het westen: “Zo, ik heb net nog geprobeerd een rondleiding te fixen.”

De racefietsen razen hier naar beneden. Is er een route het dal in? Ik dacht dat de weg hier doodliep en overging in een wandelpad. Een platgereden egeltje langs de kant van de weg. Het zal toch niet? … Die fietsers?

Iemand heeft een appel op een paaltje achtergelaten. Een vergiftigde appel voor de geliefde van de prins? De hond snuffelt eraan, laat hem liggen. Ik weet genoeg.

Fanfare

Ik heb een filmpje in mijn hoofd, het zou een droom kunnen zijn, maar dat is het niet. Ik weet niet waar het vandaan is gekomen.

Een fanfare marcheert door de polder. Een kleuter op een driewieler vormt het gevolg. De driewieler hoor je piepen tussen de noten van de fanfare door. Met een kromme rug van de inspanning weet de kleuter de fanfare bij te houden.

De fanfare stevent recht op de dijk af die de polder omzoomt. Zonder in te houden lopen ze door het gras de dijk op. De kleuter laat zijn driewieler onderaan de dijk achter en rent omhoog. De fanfare bereikt aan de andere kant van de dijk het water al. Ze marcheren achter de tamboermajoor aan het water in. Met de fanfare verdwijnt de muziek het water in, de bombardons al laatste. Homp-homp-homp zeggen de bombardons.

Andere stemmen

‘Niet zo schreeuwen’, roept de man met het rode haar tegen zijn dochter.

‘Weet je wat lekker is?’ zegt zijn oudste zoon, ook rood haar, ‘whisky met cola en ijs.’

‘Woef’, zegt de hond.

De man met het rode haar pompt een luchtbed op.

‘Tering, wat is het warm,’ zegt hij.

De jongen knalt de bal tegen het lichaam van de dochter.

‘Auw! Kut!’ roept het rossige meisje.

‘Denk aan je taal’, zegt de man.

Even later komt een andere zoon langslopen. Je raadt het al: rood haar. Onze hond blaft.

‘Niet schrikken, hoor. Ze is alleen maar bangig.’

‘Nee hoor, geeft niet,’ zegt de jongen, ‘wij hebben ook zo’n waakhond… een labrador.’

‘Ze moeten even wennen, hè. Een vreemde omgeving, met vreemde mensen.’

‘Ja’, zegt de jongen, ‘En andere stemmen, hè. Fijne avond nog!’

Strafwerk

Ik lees “Het verlies van El Dorado” van V.S. Naipaul, naar aanleiding van vermelding in Paul Theroux’ “The Toa of Travel“? Dicht opeengepakte informatie, en niet er aantrekkelijk geschreven. Voelt als strafwerk.

Pestvogel

Op zo’n zondag als je te lang binnen hebt gezeten, ga je naar het strand om een beetje uit te waaien. Op het duin staat een club natuurliefhebbers in camouflagekleding met verrekijkers op driepoten. Eerst probeer je te ontdekken waar ze naar staan te turen, daar in zee. Je krijgt tranen in je ogen van het tegen de wind in staren, dus je vraagt het aan zo’n bebaarde bioloog die geconcentreerd in zijn verrekijker staart. Blijkt dat het gerucht de ronde doet dat er een walvis met jong voor de kust rondzwemt. Je staart nog een tijdje naar de horizon, maar ziet niets. Ook door de verrekijker is blijkbaar niets te zien. Dan roept er ineens iemand: “Kijk, een pestvogel!” Iedereen draait zich om en inderdaad zit er tien meter verderop in een struik een grijze pestvogel. Veel leuker dan een walvis. Camera’s klikken.