Vorige week kreeg ik de gelegenheid om voor Rijkswaterstaat een kijkje achter de bouw van de afsluitdijk te nemen. Dan leer je mooie woorden als spuimiddelen en bouwkuip, golfklap, spuikoker en vismigratierivier. En zie je natuurlijk dingen die je normaal nooit te zien krijgt.
In Haarlem is een bevrijdingsfestival, Bevrijdingspop, in de Haarlemmerhout. Ik rij naar Haarlem met het idee foto’s te maken op het festival.
Dat valt tegen.
Het duurt al lang om door Limmen heen te komen. Men werkt hier aan de weg en de wegomlegging is onwaarschijnlijk onhandig. Een lange rij auto’s kruipt door het dorp.
In Haarlem is de weg naar het de Haarlemmerhout afgesloten en ook hier is het alternatief beroerd. Ik volg de bordjes en de Landrovers, Porsches en Audi’s uit de buurt en rij zeker 10 kilometer om.
Ik volg de stroom mensen naar de ingang van het festivalterrein. Daar word ik weggestuurd. Mijn apparatuur, mijn fotocamera dus, ziet er te professioneel uit. En professionele apparatuur mag niet het terrein op. Ik stribbel tegen maar het mag geen baat hebben.
Ik besluit dan maar een blokje door de Europawijk te lopen, aan de andere kant van het Spaarne. Hier viert men geen bevrijdingsfeest. Van de blanke Haarlemse kak die rond de Haarlemmerhout heerste is hier in de Europawijk niks te merken. Hier leven echte mensen echte levens in appartementenflats, zonder bakfietsen en Range Rovers. Hier eet men Turkse specialiteiten van Mahzen, Indonesisch van Toko Nobel, wat een afkorting is van Noni Belande: meisje uit Holland, en Italiaans ijs van Scoops. De groenteboer heet hier Karaman en de bakker Bereket.
Ik eet een ijsje bij Scoops. Heerlijk. Een jongen zit op het terras te gamen. De eigenaar van Scoops zegt dat hij daar niet mag zitten als hij niks besteld. De jongen mokt maar loopt door.
Op het grasveld tussen de flats mag niet worden gevoetbald en mogen honden niet uitgelaten worden. Dat laatste snap ik. De kersenbloesem valt in roze wolken van de bomen.
Een regenbuitje was beloofd, maar op de parkeerplaats dondert een waterval uit de hemel. Ik wacht tien minuten, twintig minuten, een half uur. Dan is op wat spetters na droog. Ik stap uit de auto in een enkelhoge plas ter grootte van een zwembad.
Ik loop langs een kleine werf aan de Zaan. Aan de overkant wordt het prachtige industriële gebouw De Vlijt met de grond gelijk gemaakt. Gelukkig heb ik de foto’s nog van een paar jaar terug. Ik vrees dat er meer smakeloze dure appartementen in de plaats komen, zoals verderop.
Robin de Puy staat in korte broek in de deuropening van haar woning. We groeten elkaar alsof we elkaar kennen.
Bij de sluis wordt een man met een bootje overgezet. Hij houdt een paraplu boven zijn hoofd terwijl hij De Poel in vaart. Ik maak een foto. “De persfotograaf,” roept de sluiswachter naar de schipper.
Het begint weer iets harder te regenen en mijn kleding raakt snel doorweekt. Een Suzuki speelgoed-Jeep komt de hoek om scheuren en werpt een golf water op. Ik kan net op tijd opzij springen.
Ik loop de Poelweg af, de Schaalsmeerdijk op. Een reiger met een nog spartelende rat in zijn bek vliegt voor me uit. In de weide van de polder die diep on onder NAP moet leggen rennen vele ganzenfamilies rond. Ik zie ook mijn eerste kievit van dit jaar. Maar dat zegt niks, ik ben net terug van drie maanden verblijf in het buitenland.
Een kolk in het weiland slobbert het zojuist neergestorte water weg. Waarheen?
Ik maak het rondje af. Het begint weer te spetteren. Robin is naar binnen verdwenen. Ik waad door het pierenbad op de parkeerplaats naar de auto.