Consistentie door vertraging: Over Hokusai en dagelijks tekenen

In Nootebooms Japan lees ik dat Hokusai elke dag, tot op late leeftijd, een tekening maakte. Hij gebruikte geen kant-en-klare inkt, maar sumi-e. Inkt die op een steen wordt gewreven, met water verdund, en met streken, met juiste kracht en snelheid, op het papier worden gezet. Dat is werken. Nu ik de notitie teruglees die ik maakte, zoek ik het boekje op, maar kan het niet vinden. Is het boek verdwenen? Ironisch, voor een verhaal over dagelijkse discipline.

Leeuw - pentekeing door Hokusai

Rituelen zorgen ervoor dat je vertraagt. Toch voer je ze uit. Of juist omdat ze je vertragen, voer je ze uit. Consistentie door vertraging.

Hoofdkussenboekjes

Dat valt dan weer tegen: het boekje van Nooteboom over Japan dat ik cadeau kreeg, blijkt een bundeling van verhalen die ik al eerder las in andere boeken van hem.

Desalniettemin lees ik weer met interesse over het hoofdkussenboek van Sei Shonagon.

Een hedendaags hoofdkussenboek, je draagt het bij je om erin te schrijven zodra je je even kunt terugtrekken. Of, zoals ik, een half uurtje in de ochtend, voordat de dagelijkse beslommeringen losbarsten. Ik heb een rij kussenboekjes. Ik schreef al eerder over mijn notitieboeken.

Austin Kleon schrijft grappig over zijn notebook-rituelen en gunt ons een kijkje in zijn notitieboeken.

Hier een kijkje in de mijne: eentje uit 2017 en eentje uit 2009.

Notitieboek uit 2017 met handgeschreven notities en schetsen
Notitieboek uit 2009 met dagelijkse observaties

Ontbijt en Nooteboom

Ik lees het boekje Japan van Cees Nooteboom terwijl ik een bakje cruesli naar binnen lepel. Begin volgend jaar, wat ver weg klonkt, maar dus al heel dichtbij is in december, gaan we naar Japan en probeer ik me een beetje in te lezen. Helaas bevat de bundel Japan vooral verhalen die ik al in andere boeken van Nooteboom had gelezen. Ik had natuurlijk beter moeten kijken toen ik het boekje aanschafte maar een beetje genept voel ik me toch wel.

Nooteboom is niet op zijn best in de verhalen over zijn reizen. Hij lijkt in Japan gedesoriënteerd en hij vertelt in reuzenschreden die je niet van hem gewend bent over zijn ervaringen. Af en toe schittert het verhaal op als hij dior de druilerige regen wandelt en de weg kwijtraakt of als hij bij de verkeerde ingang van het parlement wordt uit de taxi wordt gezet.

Het laatste verhaal vertelt over de Genji, de roman waarvan wordt aangenomen dat hij de oudste is in de Japanse taal. Een betoverend boek, begrijp ik van Nooteboom, voor op het lijstje.

De Brief van Cees Nooteboom

Cees Nooteboom - De brief, boekomslag

Ik lees het miniboekje De Brief, van Cees Nooteboom, uitgegeven in de Juweeltjesreeks. Het boekje bestaat uit drie verhalen.

Het eerste verhaal, met de titel De Brief, verhaalt over hoe Nooteboom een brief aan zijn uitgever verwisselde met een brief aan zijn geliefde. De verwisseling wordt opgemerkt door Nooteboom’s uitgever en op wonderbaarlijke wijze komt de brief aan de geliefde via een Nederlandse diplomaat en schrijver in Mexico toch goed terecht. Ik probeer te vinden wie de diplomaat was. Ik vermoedde F. Springer, maar die is niet in Mexico gestationeerd geweest. Helman lijkt het ook niet te zijn. Het blijft een raadsel.

Het verhaal doet me denken aan het verhaal Oculare Biesheuvel, van Maarten Biesheuvel, waarin de bril van Biesheuvel hem achterna reist door Oost-Europa.

Het tweede verhaal heet De koning van Suriname. Het verhaalt over de terugreis van Nooteboom uit het oerwoud van Suriname met een klein vliegtuigje. Zijn medepassagier is een hoge ambtenaar in wie Nooteboom de koning van Suriname ziet.

Het laatste verhaal lijkt een gedroomd reisverhaal.

Porseleinen Brieven aan Camondo van Edmund de Waal

Ik kreeg het boekje Brieven aan Camondo, geschreven door Edmund de Waal. Het heeft tot onderwerp het leven van een zeer welgestelde Joodse man en zijn familie in Parijs, en ook het antisemitisme in het Frankrijk van de eerste helft van de vorige eeuw.

De Waal beschrijft de ziekelijke verzamelwoede van Camondo en de even pathologische inrichting van de Parijse woning van Camondo met zijn strak geordende verzameling objecten in stofvrije kamers. De stijl van De Waal is bijpassend: stijf, afstandelijk en stofvrij. Ik krijg het er benauwd van.

Het doet een beetje denken aan de manier waarop Nooteboom ruimtes en kunst kan beschrijven. Maar waar Nooteboom een museum of een schilderij te leven weet te wekken op papier, blijft het bij De Waal overkomen als een protserig nauwkeurige opsomming van spullen.

“U wilde dingen compleet maken, had de behoefte dingen weer bij elkaar te brengen, u moet geweten hebben hoe scheiding voelt. Verspreiding voelt.”

Dat wil zeggen: diaspora.

Ik krijg steeds meer de neiging om het keurige porselein van De Waal op de stenen stuk te gooien. De stijl helt over naar pedanterie en elitarisme.

Camondo creëert met een megalomane egoïsme een museum van verzamelde spullen, en verordonneert dat daaraan nooit meer iets veranderd mag worden. Zelfs mogen zijn spullen niet uitgeleend worden.

De koude opsomming van de geschiedenis van de vernietiging van het grootste deel van de familie door de Nazi’s is ijselijk en hartverscheurend.

Aan het eind van het boek neemt De Waal in bedekte termen een standpunt in over de verzamelwoede van Camondo: hij hoeft de erfenissen en zijn archief niet door te geven (in tegenstelling to Camondo), en schenkt zijn archief weg.