
Ik las het eerste deel van de biografie van Willem Otterspeer over W.F. Hermans – De mislukkingskunstenaar. Goed geschreven, al had de detailanalyse van bepaalde aspecten, zoals zijn werk, wat beknopter gekund. Of weggelaten. Otterspeer lijkt geen detail te kunnen overslaan, wat ertoe heeft geleid dat de biografie twee dikke pillen beslaat.
Daarnaast verbaas ik me af en toe. Otterspeer doet nauwgezet, tot vervelens toe, analyse van het werk van Hermans en de relatie tussen de romanpersonages en hun wederwaardigheden met het leven van de auteur zelf. Vervolgens is Otterspeer verbaasd dat er een sprekende overlap is te ontdekken tussen Hermans’ leven en werk. Dat is zoiets als naar Frankrijk reizen en je er dan over verbazen dat de inwoners van dat land allemaal Frans lijken te spreken.
Voor mij het meest karakteriserend: Hermans’ eigen analyse van wat betekenisvolle literatuur levert. Volgens Hermans moet de schrijver zich bezighouden met de vreemdheden om ons heen, deze gefascineerd analyseren en zich daar zonder met een ander rekening te houden in verdiepen. Dat leidt tot de enige waardevolle literatuur. Maar ook tot een onbegrijpend en onverschillig publiek, en tot een eenzame schrijver.
Dat is een uitstekende zelfanalyse van de schrijver die haast systematisch iedereen van zich af duwde en genadeloos de zelfgenoegzaamheid in het werk van anderen exposeerde.
Otterspeer beschrijft dit allemaal uitvoerig. Misschien wel té uitvoerig.
