Met een minibus over de bergen terug naar Chiang Mai.
De wat sikkeneurige receptioniste brengt ons naar de bus terminal van Pai. Achter het stuur zegt ze opeens dat ze zo genoot van ons warme gezin. En dat ze dat zelf mist want ze was enigst kind, heeft nu geen moeder en vader meer. Ik mag niet verder vragen, want anders gaat ze huilen, zegt ze. Wat een afscheid.
Onze bagae, met onze nieuwe mega-koffer, past maar net aan op het dak van het busje. Met een net wordt de boel bij elkaar gehouden. De hele verdere rit verwacht ik elk moment dat een van onze koffers voorbij komt zeilen.
De tocht door de bergen is dit keer minder grappig. De chauffeur rijdt als een dolle. Haalt in waar het niet kan. Terwijl de motor vervaarlijk bonkende geluiden maakt. Hij snijdt bochten af terwijl er tegeliggers aan komen. Er gaat dit keer gelukkig niemand spugen, hoewel dat heel terecht zou zijn geweest.
We zijn blij als we weer met onze beide beentjes in Chiang Mai op de grond staan. Bij de busterminal van Chiang Mai worden we weer bestormd door taxichauffeurs.
Het hotel is netjes en redelijk luxe.
We wandelen door de straten van Chiang Mai naar de nachtmarkt. We eten wat en struinen langs de stands die worden opgezet. Kopen wat snuisterijen. Het begint te gieten en we houden een tuktuk aan. De tuktuk brengt ons met behulp van Google maps terug naar het hotel.
‘s Avonds eten we in restaurant The Wall. In mijn herinnering een restaurant waar ze alleen maar spaghetti gerechten verkochten (dat was in ieder geval de reden voor ons om er heen te gaan: N. Wilde per se iets westers eten. Maar als ik het restaurant later op internet op zoek adverteren ze met Thai & Western Food.