Frik

frik heerhugowaard

Ik wandel door De Noord, tussen de kassen door.

De mensen groeten vriendelijk, maar verwonderd. Er komen hier niet vaak wandelaars, vermoed ik. Het is niet het aantrekkelijkste stukje Nederland.

Bloemen worden hier gekweekt, maar er is ook een zeewierkwekerij.

Ik kom in het gehucht met de prachtige naam Frik.

De route die ik in gedachten had, zou me met een lus terug door hetzelfde gebied moeten brengen, maar ik besluit een andere route te nemen. Het landschap van rechte wegen, afgeperkt door kassen, werd me na een kilometer of zeven te benauwend.

Een auto stopt langs de weg. Een man stapt uit en begint over te geven.

The Sound of Waves – Tatsuo Suzuki

photo by Tatsuo Suzuki The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki

Does it matter if you read a photobook from left to right, as we are accustomed to in the West, or from right to left? Like in Japan? Tatsuo Suzuki’s book The Sound of Waves made me wonder when I found the imprint page in the back of the book, contrary to my expectations. So I read the book in both directions (do you ‘read’ a photobook?) and found from left to right seemed the best way to experience the sequence of pictures.

The book’s title, ‘The Sound of Waves’, is so to the point. You hear the waves crashing on the beach, the sound of a band playing live in a bar, fireworks, protests in the streets, rain, the noise of a crowded city, and trains arriving at a station.

Tatsuo’s book follows a tradition of Japanese black and white photography with grainy, sometimes blurry pictures, close-ups, dense pages with little place to rest – the white space between the images is black, drawing the viewer into the book. I see Eyes everywhere, the sad eyes of the models, eyes in the crashing waves. Tatsuo Suzuki drags us through a rough night in a hectic rhythm, and we finally reach dawn (reading left to right). On the last crash of waves, the sun melts away the gloom, with care.

It’s a sensory experience Tatsuo creates. It is a coming and going of the sea, breaking waves, street smells, people marching, yelling, the sweat and sound of a fierce drummer, nearby, traffic, wailing wind, the noise of the sea, murmuring crowd, a highway, more noise.

tatsuo suzuki photo from The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki
The Sound of Waves - Tatsuo Suzuki

Lang verhaal

Op een dag viel mijn gehoor uit. Mijn vrouw stond in de deuropening en zei iets tegen me.

‘Kun je iets harder praten’, zei ik, ‘ik versta je niet.’

Ze zei iets tegen me. Ik keek haar aan.

‘Hou je me voor de gek?’

Ze liep naar me toe en klapte in haar handen. Dat zag ik, maar dat hoorde ik niet. Ik knipte met mijn vingers. Ergens in mijn lichaam voelde ik een tik, maar horen deed ik niks.

Je moet naar de huisarts, schreef mijn vrouw op een briefje.

Ik knikte. Ze belde.

Even later zat ik bij de huisarts.

‘Wat heb je gedaan?’ schreef ze op een briefje en keek in mijn oor.

‘Niks’, zei ik, ‘zie je iets?’.

‘Ziet er normaal uit. Heb je iets vreemds gegeten?’

‘Niet dat ik weet’, zei ik.

Ze keek in mijn neus.

‘Hmm’, schreef ze, ‘ik pak even een pincet.’

‘In mijn neus?’ zei ik.

Ze knikte en rolde haar stoel naar een kastje langs de muur. Uit een laatje viste ze een lange pincet. De stoel rolde weer terug.

‘Dit kan even naar voelen’ schreef ze.

Ze duwde mijn hoofd tegen de hoofdsteun. Aarzelde een moment. Ze stak de pincet in mijn neus.

Achterin mijn ogen schuurde iets. Langzaam trok ze iets uit mijn neus. Het leek op de punt van een zakdoek. Het kriebelde achterin mijn keel. Ik moest hoesten. De hoest drukte een klont door mijn neus. De klont kletste in het metalen bakje onder mijn kin.

‘Wat is dat nou?’ zei ik.

‘Lang verhaal’, schreef ze op het notitieblok.

‘Ik kan je weer horen’, zei ik.

‘Lang verhaal!’ riep ze naar me. Ze hield de doek tegen het licht.

‘Je hoeft niet zo te schreeuwen.’

Oortjes

Bovenop de heuvel zit een man op een bankje. Hij leest een krant. De hond snuffelt en de man grijpt de gelegenheid aan om me aan te spreken. Hij doet me denken aan Les Claypool van Primus: klein brilletje, baardje, bolhoed. Hij draagt een drollenvanger, zo’n broek die tot net over de knieën reikt en aan de onderkant is vastgemaakt met touwtjes net boven een paar enorme kuiten.

“De wereld vandaag, wat een puinhoop. Poetin voert oorlog. Trump maakt een chaos van zijn land en de rest van de moderne wereld.”

‘Sorry?’ zeg ik.

Hij kijkt me aan en wijst op de witte kommaatjes in zijn oren.

“Netanyahu, … holocaust, … het Palestijnse volk, … Wilders, Poetin, … religieuze ideologie, …”

Opeens is hij weer rustig. Hij vouwt de krant op, tikt deze vriendschappelijk tegen de flank van de hond. Ik verwacht een flikflak en een high five, maar hij wandelt de heuvel af. Fluitend.

Uit zichzelf

Holset - Genoveva beeldje

Het restaurant-café in Holset is al geopend, blijkt na enig aandringen. We worden uiterst vriendelijk naar het terras begeleid.

‘Willen jullie gewone koffie?’

‘Eh, nee … Cappuccino kan dat ook?’

‘Ja, dat kan wel.’

De jongen wil weglopen.

‘Jullie hebben ook vlaai zag ik’, zegt A.

We hebben net een flinke wandeling achter de rug. De jongen draait zich weer naar ons.

‘Ja, we hebben vlaai. Maar moet ik even kijken welk soort vlaai we nog hebben.’

‘En apfelstrudel, zag ik?’

‘Ja, we hebben ook apfelstrudel denk ik.’

Even later zet hij twee cappuccino’s op tafel.

‘We hebben appel- en abrikozenvlaai.’

‘Abrikozenvlaai, graag.’

‘Met slagroom?’ vraagt hij, uit zichzelf.

The Gourmet Club van Junichiro Tanizaki

Ik las The Gourmet Club van Junichiro Tanizaki. De meeste verhalen in deze bundel werden geschreven tussen 1911 en 1919. De verhalen doen bizar modern aan.

Het titelverhaal gaat over een groep mensen die het eten van het bijzonderste voedsel tot levensdoel hebben gemaakt. Ze vinden hun meerdere in een Chinese eetclub. De eetervaring hier wordt naar orgastische dimensies getild.

Finally the various foods collected there all at once began to roll about. The ground on which they rested suddenly thrust itself up from below—it had gone unnoticed until now because of its size, but what had seemed to be the ground was in fact a giant tongue, and all those foods were jumbled together in an immense mouth. Soon upper and lower rows of teeth began slowly to converge, like mountain ranges pushing up from the depths of the earth and downward from the sky. They started to crush the foods that rested on the tongue, and the mashed foods turned into a fluid like pus from an abscess, a kind of sludge upon the tongue’s surface. The tongue licked the four walls of the oral cavity with relish, undulating like a stingray…

Zo’n scene doet denken aan de eetscenes is Miyazaki’s Spirited Away. In de film wordt voedsel op een symbolische, barokke manier gepresenteerd. Chihiro’s ouders schransen gulzig eten naar binnen en veranderen in varkens. De bizarre vraatzuchtige eetscènes van No-Face.

In een ander verhaal leeft een man te midden van poppen. Hij heeft ze gemaakt naar het beeld van de vrouw van de verteller, een bekende actrice. De vertelling wordt steeds benauwender.

Then you’ll realize that your young and beautiful wife has fled into the film and the woman who’s there beside you now is just her shell. You’ll stare at those movies in puzzlement and think, were these films I made? Could such a radiant world have come from us, my wife and me? And in the end you’ll recognize that the films are not things you two alone created, that the dancer and the wild thing were not the products of your direction and your wife’s acting skills but had been there, living within the film, from the very beginning. They represent an ‘eternal woman,’ quite different from your wife. Your wife became the vehicle for her—that’s all—the image of that feminine spirit for a while. You both are just making a living out of her, the eternal woman. I’m sure you’ll come to realize that . . .

Tenslotte dit stukje uit een meer recent verhaal van Tanizaki, Manganese Dioxide Dreams, een fenomenaal hallucinatoir verhaal. De hoofdpersoon, onder invloed van slaappillen, bestudeert met grote associatieve kracht hetgeen we liever niet bestuderen.

The feces floating in this crimson solution are not at all repulsive. At times a fecal lump will suggest the shape of something else, such as a human face. Tonight one looks like Simone Signoret’s diabolical face, glaring at me from the red liquid. I study it, reluctant to flush the water away . . . Like fluid clay, it contorts and twists and congeals again, now into the form of a sculpted, Grecian torso.

Labrador

Ik loop door Wormer. Een hond is in een boom gesprongen als een kat en wil er niet meer uit. Haar baasje staat met haar handen in haar zij voor de boom te roepen.

‘Saar kom er uit!… Saar!’

Ze kijkt me hulpeloos aan als ik langsloop. De labrador in de boom kijkt onnozel. Hoger in de boom schreeuwen halsbandparkieten naar elkaar.

‘Heb je geprobeerd de hond met brokjes te lokken,’ zeg ik, ‘het is een labrador tenslotte.’

Ze steekt haar hand in haar jaszak. De hond staat al naast haar met zijn neus tegen haar jas.

House of Pleasure

“Is het een mädchen?”, vraagt de man met de hond.

Ik versta hem niet meteen. “Een meisje?” vraag ik.

“Ja, hij houdt niet van mannetjes, maar wel van mädje”, zegt hij. Limburgs, besef ik nu.

Een wielrenner steekt met de fiets aan de hand over en wordt bijna aangereden. Een auto toetert boos.

Even verderop staat Sixsens, House of Pleasure met lila geverfde muren in de steigers.

Bij de kapel zegt een vrouw uit het westen: “Zo, ik heb net nog geprobeerd een rondleiding te fixen.”

De racefietsen razen hier naar beneden. Is er een route het dal in? Ik dacht dat de weg hier doodliep en overging in een wandelpad. Een platgereden egeltje langs de kant van de weg. Het zal toch niet? … Die fietsers?

Iemand heeft een appel op een paaltje achtergelaten. Een vergiftigde appel voor de geliefde van de prins? De hond snuffelt eraan, laat hem liggen. Ik weet genoeg.

Fanfare

Ik heb een filmpje in mijn hoofd, het zou een droom kunnen zijn, maar dat is het niet. Ik weet niet waar het vandaan is gekomen.

Een fanfare marcheert door de polder. Een kleuter op een driewieler vormt het gevolg. De driewieler hoor je piepen tussen de noten van de fanfare door. Met een kromme rug van de inspanning weet de kleuter de fanfare bij te houden.

De fanfare stevent recht op de dijk af die de polder omzoomt. Zonder in te houden lopen ze door het gras de dijk op. De kleuter laat zijn driewieler onderaan de dijk achter en rent omhoog. De fanfare bereikt aan de andere kant van de dijk het water al. Ze marcheren achter de tamboermajoor aan het water in. Met de fanfare verdwijnt de muziek het water in, de bombardons al laatste. Homp-homp-homp zeggen de bombardons.

Andere stemmen

‘Niet zo schreeuwen’, roept de man met het rode haar tegen zijn dochter.

‘Weet je wat lekker is?’ zegt zijn oudste zoon, ook rood haar, ‘whisky met cola en ijs.’

‘Woef’, zegt de hond.

De man met het rode haar pompt een luchtbed op.

‘Tering, wat is het warm,’ zegt hij.

De jongen knalt de bal tegen het lichaam van de dochter.

‘Auw! Kut!’ roept het rossige meisje.

‘Denk aan je taal’, zegt de man.

Even later komt een andere zoon langslopen. Je raadt het al: rood haar. Onze hond blaft.

‘Niet schrikken, hoor. Ze is alleen maar bangig.’

‘Nee hoor, geeft niet,’ zegt de jongen, ‘wij hebben ook zo’n waakhond… een labrador.’

‘Ze moeten even wennen, hè. Een vreemde omgeving, met vreemde mensen.’

‘Ja’, zegt de jongen, ‘En andere stemmen, hè. Fijne avond nog!’