Naar aanleiding van mijn bezoek aan het retrospectief op het werk van Chris Killip vorig jaar in Fotomuseum Den Haag, kocht ik het bij de expositie uitgegeven boek Chris Killip 1946 – 2020. Pas nu neem ik de tijd voor het lezen van de essays in het boek.
Eerder schreef ik over de foto’s die Chris Killip maakte van Ian Dury. Ik vroeg me toen af hoe de relatie tussen Ian Dury en Chris Killip tot stand was gekomen. Op het internet kon ik er niets over vinden. Nu blijkt dat de informatie in het boek bij de tentoonstelling te vinden was geweest. Chris Killip ontmoette Ian Dury al in de jaren zestig in Londen tijdens hun studie aan de kunstacademie, nog ver voor Dury met zijn Blockheads doorbrak. Jarenlang bleven ze vrienden.
Verder lezend stuitte ik op een stukje van Amanda Maddox, curator bij het J. Paul Getty Museum. Ze schrijft, John Berger parafraserend, dat fotografen – storytellers in algemene zin – ‘secretaries of death’ zijn, omdat ze het verhaal vertellen tussen het tijdelijke en het tijdloze. Dat klinkt belangrijk, maar het ik vind het een holle, zwaarwichtige en daarom irritante filosofie. Alles is te reduceren tot een strijd met de onvermijdelijke dood.
De foto’s van Killip zijn een uitzonderlijk fraaie, unieke creatie. Dat kan ook gewoon.
November 2022. Ik bezoek Huis Marseille voor Jochen Lempert en Nu Xuan Hua. Lempert, bioloog, koel, zeer analytisch, Duits. Nu Xuan Hua juist heel warm, kleurrijk, aaf en toe absurdistisch.
Huis Museum beschrijft het werk van Lempert als volgt:
De kunstenaar onderzoekt, verzamelt en categoriseert zijn onderwerpen als een wetenschapper, maar legt tegelijkertijd dieren, planten en micro-organismen vanuit een gelijkwaardig gezichtspunt vast. Zijn werk verkent de (soms verstoorde) relatie tussen natuur en cultuur en nodigt de toeschouwer uit om op zoek te gaan naar hun gedeelde herkomst. Met zijn benadering van de natuur wijst Lempert ons op de manier waarop de mens meestal voorop wordt gesteld in onze kijk op de wereld.
Na die esthetische onderdompeling loop ik terug door de stad, waar de realiteit voor zijn eigen absurdisme zorgt. Ik loop langs de Dam. De kans hier een bijzonder mens te spotten is groter dan waar ook. Een oudere dame met gouden engelenvleugeltjes op haar rug trekt mijn aandacht. Ze houdt een bord omhoog waarop staat geschreven ‘STOP THE SATANIC “AGENDA 2030”’. Het is geen probleem als ik foto’s van haar wil maken. Terwijl ik haar fotografeer, blijft ze telefoneren.
Thuis probeer ik uit te zoeken wat die satanische agenda 2030 is. Veel over zo’n satanische agenda valt er niet te vinden. Dan pas leg ik de link met de 2030 Agenda for Sustainable Development, als ik stuit op dit blogartikel over de profetieën en de 2030 agenda op de site van de Open Christian University, een Amerikaanse instelling.
Er is kennelijk een stroming, die zich christelijk noemt en aanstoot neemt aan de agenda van de Verenigde Naties die de aarde wil beschermen tegen de impact van de mens. Ik was altijd in de veronderstelling dat christenen de Bijbelse taak hadden om de schepping van hun god zorgvuldig te beheren. Daarom komt het me bizar voor dat de 2030 agenda wordt volgens in ieder geval de schrijver van het artikel op de site van de Open Christian University gezien als een stap in de richting van een gecentraliseerd wereldwijd systeem dat leidt naar één wereldmacht: de antichrist. Kennelijk deelt de dame op de Dam met de gouden engelenvleugeltjes het idee dat het beschermen van de aarde leidt tot de komst van de antichrist.
Toevallig schreef ik van de week nog een verhaaltje over complotdenkers. Je zou er bijgelovig van worden.
In het hotel is een conferentie van een christelijke club gaande. Gereformeerde gezichten en lange kleurloze rokken. Dit is Salt Lake City.
We rijden naar Antelope Island. Een schiereiland in het Great Salt Lake. Een geweldig landschap, heuvelachtig, ruig; een moerasachtige watervlakte weggelopen uit een Pratchett fantasy. Ik kan me voorstellen dat de voorgangers van de Mormonen dachten dat ze in het beloofde land waren aangeland. Salt Lake hadden ze dan vast nog niet geroken. Op de Antelope Island Causeway hangt de zwavelachtige geur uit de onderwereld.
Bizons schurken zich tegen de rotsen, tot bloedens toe. Enorme beesten waar je liever toch iets verder bij uit de buurt.
Ook Salt Lake heeft te maken met verandering van het klimaat. Het Lake krimpt. De Salt Lake Marina ligt er triest bij. Aanlegsteigers op hoge poten in een drooggevallen haventje.
We rijden het eiland verder op, langs het water. Bizons steken de weg over. We maken foto’s van de kudde in het stof tegen de dalende zon. Op de terugweg wordt het al gewoon een enorme bizon even de ruimte te moeten geven om de weg over te steken.
We kopen water en wat spullen in Syracuse. Syracuse klinkt indrukwekkend, want bekend van de geschiedenislessen: een stad in Italië die onderdeel was van het oude Griekse rijk van zo’n 500 voor Christus. Dit Syracuse is een stuk minder indrukwekkend: een kleine stad, heel erg als veel andere kleine Amerikaanse steden.
We eten in Syracuse. We delen een gefrituurde ui en ik eet een salade van koolsalade en Prima Iha, wat ik moest opzoeken: Geelvintonijn. Ik las een recensie:
I had the Mac and Berry Chicken Sandwich, and the only thing I could think of while I was eating it was “what is this lovely slice of holiness that has touched me just right and how can I get more of it in me asap?” Kitchen staff seemed like the kind of guys I would love to hang out with too. How can I go about letting them know without sounding needy? Asking for a friend (that I hope to have one day).
Op zondag rijden we door de bergen achter Salt Lake City. Het weer werkt mee, het is een stralende dag.
Bij Brighton in de bergen lopen we een rondje langs een meer. Families maken foto’s van elkaar bij het meer. Kinderen in Halloween uitrusting. Per ongeluk wandelen we een privéterrein op. Een auto stopt om te vragen of ze ons kunnen helpen. Aardige manier om te zeggen dat we moeten opsodemieteren. Even verderop lopen we langs Twin Peaks Lodge, wat in meerdere opzichten doet denken aan de serie van David Lynch.
We drinken ondrinkbare koffie bij de Brighton Store & Cafe.
Langs de rand van de stad terug de bergen weer in naar een hike bij Timpanogos. Het idee is naar de cave te lopen. Het gaat vrij steil omhoog en op een kwart van de trip blijkt de cave gesloten. Het uitzicht over de berghelling is indrukwekkend.
We volgen een wandelpad langs de rivier. Het is zondag en veel gezinnen picknicken hier. Mensen hangen in stoelen naast met eten volgestapelde tafels. Het ziet er gezellig, maar wat lamlendig uit.
We rijden terug naar het hotel, schrijven ons in voor de conferentie, wandelen naar een restaurant in de buurt. Up-class Italiaans restaurant. De porties zijn enorm. E. krijgt carpaccio in een bord van een meter doorsnee met krankzinnige hoeveelheid vlees in flinterdunne pakjes gesneden. R. krijgt een chowder in een enorme kom, als soepje vooraf.
Bloederige korsten in mijn neus van de hele dag in de airco zitten.
Ik lees de droom terug in mijn opschrijfboekje. Oktober 2022 zegt de notitie.
Ongeïnspireerd sjok ik langs het strand van Bergen aan Zee, dan terug naar het dorp. Loop binnen bij een tentoonstelling in het vredeskerkje. Hoog tegen de muur, op een krankzinnige plek, hangt een schilderij van mijn oom.
Ik rijd door naar Schoorl, doe een boodschap bij de supermarkt. Het klimduin is gevuld met toeristen en dagjesmensen. Ongeïnspireerd lummel ik rond met mijn camera. Ik heb zin in een patatje, maar niet in de lange rij voor de snackbar. Bij de patatkraam op de parkeerplaats heeft een dame met een geel hoedje en een paarsblauwe bloemetjesjurk een enorme hoeveelheid Vietnamese loempia’s besteld. De glimlachende Vietnamees heeft zijn handen vol aan de groeiende stapel gefrituurde loempia’s. De vrouw houdt een enorme Ikea tas open.
Via Camperduin rijd ik naar Petten, over de lijnrechte weg langs de Hondsbossche zeewering.
Bij Petten word ik wakker in een boerderij. In het grasveld naast de boerderij is een enorm schip geparkeerd. Ik wandel naar Petten, eet een patatje, wandel terug en bekijk het schip in de tuin van de boerderij. Het schip wordt bemand door verfletste poppen met zwarte kraalogen in grijze gezichten.
In de wei langs een onaanzienlijk polderweggetje staat een wit paard van Rob Scholte. Even verderop staat een echt paard, een schimmel. Ik probeer een foto te maken van het echte paard en het kunstpaard. Loop een stukje door naar een vervallen schuurtje. Uit het dak van het schuurtje steekt een maaiveld van verroeste schroeven. Schuurtje, paard van Rob, schimmel, ik probeer ze te combineren in een foto. Langs de dijk komt een meisje met een paard aan de hand naar me toe lopen. Meisje ook erbij. Is het een foto? Een droom? Ik weet het zo net nog niet.
Vandaag lopen we de wijnroute. Elf kilometer, zegt de app. Maar al gauw begrijpen we dat die elf kilometers in Zuid-Limburg niet de kilometers zijn die we bij ons in het vlakke polderland kunnen weglopen. Hier slingert het omhoog, over paden die door regenval tot rotsige geulen zijn omgevormd. Een heel andere ervaring voor onze knieën en kuiten, en heel vreemd, de spieren op mijn scheenbeen. Hier in Nederland, door bossen met varens van een meter hoog, tropisch bijna. Langs door neerkletterend water uitgesleten paden langs de heuvels naar beneden, onze enkels verzwikkend aan de losgespoelde stenen. Tussen wijngaarden door. Solaris, Cabernet Cortis, Johanniter, Souvignier Gris, Auxerrois en Chardonnay, meest onbekende druiven waarvan we later flessen halen bij een licht-elitaire winkel die prachtig gelegen is op de rand van een heuvel. Met pijn in de benen proeven we een glas – dat mag bij uitzondering want eigenlijk moeten we daarvoor bij het smaaklokaal in het dorp zijn, en een kan nog net want we zijn met de auto.
Door de Lankies, de volkstuintjes in de duinen bij Egmond aan Zee. Hier zijn de zandpaden voorzien van een laag hooi die het wandelen lichter maakt. Verderop in de duinen verandert het pad in droog rul zand. Zeker tegen de duinen op is het soms ploeteren.
Bij een duinmeertje is het pad afgesloten. Een dame met een hond die eerder nog schuldig met een kromme rug op een duin zat, loopt hier bij een strandslag tussen de duinen door het strand op. Een hardloper passeert me en volgt de dame het strand op.
Ik loop door een vaag herkenbaar pad om het meer, en kan dan het pad van de route op mijn kaartje terugvinden.
Een klein stukje over het fietspad van Het Woud naar Bergen aan Zee. Het is nog vroeg genoeg voor slierten racefietsers. Even verderop aan de andere kant van het fietspad weer de duinen in. Valkjes bidden tegen de helle hemel. Ik staar traanogend.
Bij een meertje laat een groepje ruiters hun paarden drinken. Een mooie foto, maar ik heb iets verkeerds gedaan bij het scherpstellen, zie ik thuis. Het landschap is hier vreemd, een steppeachtig duinlandschap met afgevlakte Teletubbie-heuvels.
Zwarte plekken met berken waar de hooglanders doorheen hebben lopen baggeren en hun diepe voetstappen hebben achtergelaten. Een heuvellandschap met lage eikjes die tegen beter weten in proberen een eikenbos te vormen.
Het lage bos leidt me tot de weg naar Bergen aan Zee. Ik stop even om het zand uit mijn schoenen te kloppen. Een stukje over een tegelpad langs de weg en dan weer zuidwaarts het bos in. Een stuk over de onduidelijke grens tussen bos en duin. Ik sla een uitkijkpunt over en dus een steile klim. Het is weer zwoegen door het zand.
Tussen Wimmenum en Egmond aan den Hoef is op een stuk bollengrond een nieuw natuurgebied aangelegd. Dat kunnen wij, natuur aanleggen. En onderhouden. Is het dan nog natuur te noemen, of is het gewoon een project van PWN geworden?
Ik had meer water mee moeten nemen.
Staat uiteindelijk de teller op bijna 17 kilometer, 5 meer dan gepland.
Parkeren bij Verlaat is even zoeken. Ook in dit minidorp moeten de auto’s al naar parkeervakken worden verwezen. Buiten het dorp zijn de bermen ervoor vrijgemaakt.
Even verderop spreekt een tegemoet komende wandelaar ons aan.
‘Ha, echte wandelaars!’ roept hij al van een afstandje.
‘Echte wandelaars? Hoezo?’
‘Jullie schoenen!’ zegt hij. Hij wijst en kijkt naar zijn sandalen. Hij spreekt met een zwaar West-Fries accent dat ik niet zal proberen op te schrijven.
‘Is het hekje nog gesloten?’
Er ontstaat een gesprek over een hekje dat voor de opgang naar het kippenbruggetje zou moeten staan. Maar uiteindelijk begrijp ik welk hekje hij bedoelt en begrijpt hij dat er helemaal geen hekje meer is.
‘Deer zelle ze blait mee weze!’
Oké, een beetje West-Fries. Waar ik vandaan kom zouden ze ‘bloit’ hebben gezegd, niet ‘blait’, maar ook het West-Fries heeft weer zijn varianten.
Door Waarland en de landen daaromheen eentonig langs de autoweg weer naar het kanaal. Over een dicht met distels begroeid pad, de schapen doen hier half werk, langs het water terug naar Verlaat.
Waarland, Kanaal Alkmaar Omval – Kolhorn, verkrijgbaar als fine-art print
Een paar maanden geleden heb ik de Chris Killip-retrospectieve in Den Haag bezocht in het Fotomuseum Den Haag. Het was een fantastische tentoonstelling in het Fotomuseum Den Haag.
De zondag na mijn bezoek aan de show ging ik naar een festival voor tweedehands albums. Ik snuffelde tussen de platenbakken en vond een interessante plaat van Ian Dury, Laughter, het album dat in 1980 werd uitgebracht. Ik kocht de plaat. Later luisterde ik naar de plaat en las ik de albumhoes. Chris Killip maakte de foto’s op de albumhoes.
Chris Killip kreeg de opdracht om foto’s te maken voor de hoes van Laughter, het album dat in 1980 werd uitgebracht door Ian Dury and the Blockheads.
Ik kan geen informatie vinden over de achtergrond van deze samenwerking. Zelfs de AI’s zwijgen hierover.
Ik ben bezig met het afdrukken van deze serie zwart-witfoto’s en eindelijk gaat nu goed. De afdrukken op Canson Infinity Baryta Photographique II (bedenk eens zo’n naam voor een papiersoort) zien er erg mooi uit.
Nu wil ik de resultaten van dit werk delen, dus moet ik een goede foto van de afdruk maken. Dat is niet zo eenvoudig als het lijkt. Ondanks de glans van het papier reflecteert de afdruk licht, waardoor er donkere vlekken op de foto ontstaan. Niet zo mooi.