Bij de wasstraat raakte ik in gesprek met een oude man.
Zijn vader had vroeger een T-Ford.
“Een T-Ford, dat moet best een tijdje geleden zijn,” zei ik.
“Dat klopt. Ik ben ook al 82.”
Met de T-Ford maakte het gezin af en toe echt lange reizen: bijvoorbeeld naar de familie in Friesland, over de afsluitdijk. Voor zulke ritjes mocht hij als kleine jongen de benzine halen. Twintig liter, in een jerrycan. Dat kostte 2 gulden, een heel bedrag in die tijd.
In Friesland, er waren natuurlijk nog geen strak geasfalteerde wegen toen, kwamen ze altijd langs een tolweg. De tol werd er geheven door een man die een hand miste. Op de plaats van de hand was een stok gemonteerd, met aan het uiteinde een klomp. De man stak de stok bij passerende auto’s door het raam naar binnen om de tol in te ontvangen. Was de 2 cent tol voldaan dan deed hij de slagboom omhoog en kon de auto doorrijden.