Harari beschrijft in Sapiens hoe de mens (“Sapiens”) de laatste duizenden jaren tot het meest dominante wezen op aarde is uitgegroeid. De zoogdier Sapiens ontwikkelde cognitieve vaardigheden en daarmee communicatieve en technologische hulpmiddelen waarmee het alle andere dieren kon overheersen.
De menselijke samenleving groeit uit van een lokale tot de mondiale die we nu kennen.
Een belangrijk kenmerk van de mens is dat ze gedreven wordt door religie: de intersectie van menselijke waarden en normen en het geloof in een bovenmenselijke orde. Ook kapitalisme, humanisme en communisme zijn in die zin religies (we zien dit ook in Hariri’s latere boek Homo Deus).
Ook een veelal neutraal te boek staande instelling als de wetenschap wordt gerechtvaardigd en gedreven door een religie of ideologie, betoogt Hariri. De prioriteiten die wetenschappelijke instellingen sturen zijn religieus bepaald. In onze maatschappij is dat het liberaal humanisme, en kapitalisme.
Hariri beschrijft het kapitalisme en stelt de vraag of de basis van het kapitalisme, een altijd voortdurende groei, vol te houden is. Ook het doel van het kapitalisme: het toenemend welzijn, wordt door Hariri bevraagd: Worden we gelukkiger van meer spullen? Hariri betwijfelt dit.
De wetenschap raast door en de mens modificeert zichzelf. Ultimo lijken alle zaken die mensen ongelukkig maken te kunnen worden weggenomen. Als dat is bereikt, wat is dan het doel van de mens.
Wellicht is het Boeddhisme de oplossing: geluk is niet te vinden in externe successen, maar ook niet in het najagen van prettige gevoelens. Deze kunnen observeren en voorbij laten gaan.
M.a.w. wat willen we willen. Een goddelijke vraag, die Hariri oproept in het laatste hoofdstuk “Het dier dat god werd”.