Waarland

Parkeren bij Verlaat is even zoeken. Ook in dit minidorp moeten de auto’s al naar parkeervakken worden verwezen. Buiten het dorp zijn de bermen ervoor vrijgemaakt.

kanaal bij verlaat - foto door niek de greef

Een tweetal futurisch gevormde viaducten brengen ons naar de andere kant van het kanaal dat loopt van Oudorp bij Alkmaar (Omval) naar Kolhorn. We lopen het natuurgebiedje Boomerwaal door. Met een steil kippenbruggetje de Boomervaart over.

Even verderop spreekt een tegemoet komende wandelaar ons aan.

‘Ha, echte wandelaars!’ roept hij al van een afstandje.

‘Echte wandelaars? Hoezo?’

‘Jullie schoenen!’ zegt hij. Hij wijst en kijkt naar zijn sandalen. Hij spreekt met een zwaar West-Fries accent dat ik niet zal proberen op te schrijven.

‘Is het hekje nog gesloten?’

Er ontstaat een gesprek over een hekje dat voor de opgang naar het kippenbruggetje zou moeten staan. Maar uiteindelijk begrijp ik welk hekje hij bedoelt en begrijpt hij dat er helemaal geen hekje meer is.

‘Deer zelle ze blait mee weze!’

Oké, een beetje West-Fries. Waar ik vandaan kom zouden ze ‘bloit’ hebben gezegd, niet ‘blait’, maar ook het West-Fries heeft weer zijn varianten.

camping bij waarland - foto door niek de greef
Waarland, verkrijgbaar als fine-art print

Door Waarland en de landen daaromheen eentonig langs de autoweg weer naar het kanaal. Over een dicht met distels begroeid pad, de schapen doen hier half werk, langs het water terug naar Verlaat.

kanaal alkmaar omval - kolhorn bij waarland - foto door niek de greef
Waarland, Kanaal Alkmaar Omval – Kolhorn, verkrijgbaar als fine-art print

Schuifdeuren

De poes komt verbaasd aanlopen, blijft voor de openstaande schuifdeuren staan en snuift. Hij kijkt de kamer rond alsof hij niet kan geloven dat de deuren open staan. Stapt dan toch naar binnen.

Het zachte geraas van de snelweg een paar kilometer verderop dringt door de huiskamer binnen. Ook het gekoer van de duif in de coniferen dringt door, een vliegtuig dat, hoog nog, daalt en met een kreun zijn flaps neerlaat. De koelte van de zomerochtend stroomt door de kamer. De zon, laag nog, bleekt de hemel wit.

Het wordt een warme dag. Rossig licht zet de tafel in een vaal-oranje gloed.
Het leidt me allemaal op een niet onprettige manier af van mijn boek.

U bent in Alkmaar

Wit bordje met tekst aan gordijn boven ziekenhuisbed

Aan de gordijnrails van het ziekenhuisbed hangt een bordje.

‘U bent in het ziekenhuis van Alkmaar’.

De vrouw in het bed murmelt met gesloten ogen.

‘Heel veel sterkte met het verwerken van dit verlies. Ik hoop dat je net zo veel mooie herinneringen hebt aan X als ik.’

Het is even stil.

‘Stugge handen ruiken naar terpentine, zwarte randen van de rubber seal, rode krassen van de conifeer die zijn taaie takken met tegenzin pas loslaat als hij je armen heeft kunnen vastgrijpen. Sterke koffie, boterhammen met kaas die slap is van de warmte.’

De vrouw is onrustig. Wrijft over de slang in haar neus.

‘Wit brood, biefstuk erop, in een laagje jus uit de pan die op de kachel verder pruttelt.’

Het apparaat naast haar begint te piepen. Zusters in witte uniformen schieten de kamer in. Het bed met de vrouw erin wordt weggereden. Het bordje aan de gordijnrails bungelt na.

Hard werken

Voor me loopt een hond die met zijn baasje uit wandelen is. De hond moet zijn baasje meetrekken. Als er een vreemde hond in de buurt komt moet hij woest blaffen om de suf kijkende bordercollie op afstand te houden. Zijn baasje trekt de riem kort dus hij moet ook grauwen naar de andere hond. Het baasje laat de riem vieren, dus blaft de hond de andere hond na.

‘Het is hard werken’, zegt het baasje tegen een man op een bankje.

Over J.A. Baker

Manuscript van J.A. Baker

Via Werner Herzog las ik The Peregrine van J.A. Baker, en naar aanleiding daarvan las ik My House of Sky, de biografie over J.A. Baker, geschreven door Hetty Saunders.

Er was erg weinig bekend over Baker. In 2017 schreef Justine Jordan in The Guardian over Baker en The Peregrine. My House of Sky moest nog verschijnen.

Fifteen years ago, relatively little was known about Baker. This was partly due to the writer’s strategic development of his own mystery. In the winter of 1967, he was given an Arts Council award of £1,200. The Daily Telegraph reported on the award: “The most unusual of the [recipients] is John Baker, who lives in a council house in Essex and does not want to say which town in case the neighbours discover what he does. He has no telephone and never leaves his home.

Hetty Saunders kreeg toegang tot de archieven van J.A. Baker. Maar zelfs Saunders weet daarmee de biografie van deze teruggetrokken levende schrijver niet meer volume te geven dan zo’ 140 pagina’s. De rest van het boek deelt een selectie uit de gedichten die Baker schreef, en stukken uit de archieven.

Baker was een man die erg op zichzelf was. Hij had een paar vrienden, die hij trouw bleef.
Zijn schrijven was uiterst precies, zijn observaties zijn precies en gedetailleerd, hij is gepassioneerd en schrijft poëtisch.

Voor de focus en eenzaamheid die Baker zocht is soms weinig begrip. In The New Yorker schrijft Cynthia Zarin bijvoorbeeld

The book was “The Peregrine,” by J. A. Baker. First published in London, in 1967, by HarperCollins, and reissued by New York Review Classics, in 2004, the book is a story of obsession.”

Maar de handvol artikelen die bestaan over Baker bevestigen dat er zo weinig originele bronnen zijn en artikelen klinken als een echoput. De originele geest die bedacht heeft dat het boek een verhaal over obsessie is is niet te vinden. Obsessief is Baker toch niet; wel degelijk toegewijd.

Andere beschrijvingen gaan nog verder in hun conclusies over Baker. In datzelfde artikel in The New Yorker gaat een lezer van Baker nog verder.

T. H. White’s classic “The Goshawk,” published in 1951, and “H Is for Hawk,” by Helen MacDonald, which appeared in 2014, are contemporary additions. Both books are about the art of falconry, in which birds of prey, by means of deprivation and reward, are taught to hunt to please their owners. White was a self-confessed sadist (he told his friend, the writer David Garnett, that his sadistic tendencies had destroyed his love life because of his need to inflict punishment on those he loved); for White, falconry provided the opportunity for cruelty by proxy. MacDonald, who became fascinated with falconry as a child (at eight she asked for a leather hawk leash and hood for Christmas), trains a hawk to allay grief after the death of her father. White’s book is essential to MacDonald’s—she follows his darker story alongside her own more familiar how-to-get-over-it saga. She is dismissive of Baker’s book, finding it frightening: a desire for death and annihilation disguised as an elegy for nature.

Een verlangen naar dood en vernietiging? Het lijkt dat MacDonald haar eigen gewelddadige oorsprong voor haar liefde voor de valkerij projecteert op Baker. Baker was een gepassioneerd natuurliefhebber en schrijver. Maar hij trainde geen roofvogels en jaagde niet. Een mensenschuwe misantroop wellicht, maar ook iemand die van schoonheid hield en zichzelf diep kon identificeren met de slechtvalk, en er prachtig over kon schrijven.

Like the hawk, I heard and hated the sound of man, that faceless horror of the stony places. I stifled in the same filthy sack of fear. I shared the same hunter’s longing for the wild home none can know, alone with the sight and smell of the quarry, under the indifferent sky. I felt the pull of the north, the mystery and fascination of the migrating gulls. I shared the same strange yearning to be gone. I sank down and slept into the feather-light sleep of the hawk.

Dit is geen obsessie, maar identificatie. Geen verlangen naar vernietiging, maar naar begrip.

Waarschijnlijk heeft het boek van Hetty Saunders de bronnen uitgeput en zullen we nooit meer over J.A. Baker te weten komen. Met succes heeft hij de details van zijn leven privé weten te houden.

Pilgrimage

I will venture into the supreme evening
When cool webs of sunlight are straying to the sea
And calm sails are soothing the forelands and the speechless hill.
This staff I carry is winter madness,
I have stripped it of seasons
Down to the livid bone
The immemorial winter;
With it I will cut the shapes of infinite dreams
Or follow the fading of some glorious cloud.

(J.A. Baker)