Salt Lake

Een paar van de foto’s die me wel ok lijken.

Coming and Going

Ik bekijk het massale fotoboek (is het een fotoboek kan je je afvragen; eerder een enorm collageboek.) Coming and Going van Jim Goldberg is zo groot dat het moeilijk is te hanteren. Het boek is zwaar, de pagina’s enorm. Kleine foto’s worden opgeblazen over een spread, er zijn dicht opgepakt bladzijden met foto’s en tekst, en lege pagina’s met een kleine foto in het midden van de pagina. Maar het is schitterend. Het inspireert, is treurig stemmend, schokkend, mooi, lief en hartverscheurend. En dat volgt elkaar in snel tempo op.

Met kleine hapjes consumeren.

Coming and Going - Jim Goldberg
Coming and Going - Jim Goldberg
Coming and Going - Jim Goldberg

Albini 1, 2, 3

Nieuw werk. Digitale prints, 40x40cm, limited ed. Denk dat ik nu wel even klaar ben met digitaal werk. Nog een paar te gaan maar ook analoog werk onderweg.

Frik, De Noord

Een man staat onder zijn Japanse sierkers en kijkt naar de bloesemwolk die uit zijn boom waait. Ik stop bij zijn boom. “Het sneeuwt”, zegt hij trots.

Maar in het echt is het regen die dreigt. Een paar minuten dikke druppels, daar blijft het bij.

Vanaf een boerenerf drentelen twee meisjes op twee pony’s voor me de weg op. “We gaan een rondje rijden, langs de dijk”, zegt het oudste meisje, ze wijst in de richting van de A.C. de Graafweg. “Is het niet saai, hier langs die rechte weg hier?” vraag ik. “Nee helemaal niet,” zegt ze. Ze kijkt alsof ik gek ben en buigt zich over het hoofd van de pony. Het kleinste meisje haalt een witte boterham uit haar rugzak terwijl ze met losse handen de pony voortdrijft.

Een man achter het stuur van een passerende auto heft ongelovig zijn handen naar me op. “Wat is dat nu jij hier?”, lijkt hij te zeggen. Er is altijd wel iemand die zich opwind en je moet ze maar negeren.

Ik koop een kooltje bij Moos’ winkeltje langs de weg. Ik heb geen contant geld bij me, maar gelukkig heeft deze moderne agrariër een QR-code op een plank geplakt, die me leidt naar een betaalverzoek.

Een jongen uit het dorp test de snelheid van zijn opgevoerde brommer op het gladde asfalt van de polderweg. Met veel kabaal blèrt hij het dorp uit, de polder in, en weer terug.

Tussen Oterleek en Ursem

Ondanks slappe knieën en koortsig gevoel van de corona-naweeën ga ik toch maar op pad.

er staat een strakke zon en een matige lentewind. Het licht is nog koud, eind april. Daar kan geen klimaatverandering iets aan doen. Ik heb me te warm aangekleed; mijn jas hangt al snel open.

In de polder heerst schaarste aan prikkels. Opletten dus. Een schapenboer heeft een groot schilderij laten maken van zichzelf met zijn schapen in de wei. Het is tegen een weerbarstige schuur gehangen. Ik zie het pas als ik me omdraai.

Motorfietsen rijden als krankzinnigen met hoge toerentallen en open uitlaten over de dijk.

Als het weer stil is mis ik vogelgeluiden. Waar zijn de vogels? Ik zie eenden en koeten en ganzen, maar ik kan geen zangvogels ontdekken.

Aan de rand van de bebouwde kom bouwt Heerhugowaard een hart- en horizonverscheurend flatgebouw.

Het laatste stukje vanaf de Gouden Karper volg ik gedwongen de autoweg. Waarom is hier geen voetpad, vraag ik me af. Gelukkig zie ik dat een traktor en paarden onderaan de dijk een bonkig pad in uitgeharde klei hebben achtergelaten. Een uitdaging voor de enkels maar beter dan langs de weg waar de autospiegels mijn ellebogen schampen.

Hij ligt er aanlokkelijk bij maar de Molendijk laat ik liggen voor een andere keer.