Vanochtend bezoeken we nog Chinatown, de buurt rondom Petaling Street. We bezoeken een Chinese tempel.
In de wet market kijk ik hoe een klant een levende kip uitzoekt, hoe deze de keel door wordt gesneden. Dan is het mij wel genoeg. De wet market stinkt naar bloed. Heel doordringend.
We kopen nog wat spullen.
We zoeken naar een Sikh tempel maar kunnen deze niet vinden. Dan maar wat gedronken bij ons Old China Cafe. Altijd prettig om daar even uit te puffen.
Dan gaan we, met de metro, naar het Nationaal Museum – Muzium Negara. Hier is in een mooi gebouw de historie van Maleisië vanaf het prille begin samengevat in een viertal afdelingen, van prehistorie tot moderne geschiedenis.
Halverwege de middag zijn we terug in ons hotel. We lummelen wat, rusten uit, douchen, pakken onze spullen.
Het hotel begint te irriteren. Airco kan alleen op vries-stand. lampen zijn stuk, te weinig stopcontacten, matig ontbijt, oubollig behang en betimmering, geen fatsoenlijk bureau, een fatsoenlijke stoel (we hangen op bed). Verwend, ja, maar dit hotel heeft zijn beste tijd gehad.
In de taxi naar het vliegveld worstelen we door de spits. In de stad kruipt het autoverkeer door de straten. Een vierbaansweg flessenhalst naar een tweebaansweg. Dan rijdt het weer.
Ontbijt bij een traditioneel Dim Sum restaurant. Dat is interessant. Er zitten alleen lokale Chinezen. Meest Nyonya, begrijp ik. Als witte mensen zijn we een bezienswaardigheid.
“Tot hoe laat is dit restaurant open?”
“Until they run out of stock.”
De volgende ochtend om vier uur begint het dan weer opnieuw.
Nog even uitrusten in het hotel.
Dan saté in een restaurant in de buurt, na de boel in de auto te hebben geladen. Ook alleen locals, nu ook Maleisiërs maar ook chinezen. In de hoek zitten oma en andere familieleden satestokjes te vullen met kip, varken (ja – varken – hebben ze hier gewoon – voor de Chinezen natuurlijk).
Nog even langs een winkel met traditionele Chinese spullen. Creatief opgestapeld in een bomvolle winkel. Aan de voorraden hier kunnen ze bij de Chinees op de bazaar bij ons nog een puntje zuigen.
Goed dat we een Grab hebben genomen en niet met de bus gaan. De bagage is veel te zwaar om makkelijk mee te reizen. De chauffeur belt om kwart over 9 dat hij op weg is. 10 uur staat ie voor de deur. Als gezegd kwamen we hem gisteren tegen en moest hij toch al terug naar Malakka.
De rit gaat een uur over de snelweg en dan nog de laatste 15 kilometer binnendoor, ruim een half uur naar Malakka langs wegen die verbouwd worden en rode stoplichten die heel lang op rood staan.
Het hotel is in het oude centrum van Malakka. We laten onze koffers achter (te vroeg, kunnen pas om 3 uur inchecken) en lopen de stad in. De befaamde Jonker Street is hier om de hoek. Jonker Street heeft winkeltjes en Chinese tempels maar verder is er niet veel te doen of te zien. Aan het eind van Jonker Street steken we de rivier over. Daar is een kleine toeristenkolk. Er is een Dutch mill: een kleine nep-windmolen zoals sommigen in Nederland in de tuin hebben staan. Er is een kerk, een protestante kerk, waar het koel is, maar die ook niet erg veel om het lijf heeft. Op het plein staan de tricycle, een krankzinnig opgetuigde riksha. Veelkleurig en als ze wegrijden zetten ze heel hard stampende poppie muziek aan.
We lopen langs de kade naar de zee. Langs een replicatie van een oostindievaarder. Door de wijk langs het water. Maar er blijkt niet zoiets als een kust die bezichtigd kan worden. We lopen van op een priveweg van een hotel.
In een nabijgelegen mall eten en drinken we wat.
Door de mall lopen we terug. Komen langs een islamitisch museum, dat we dan maar bezoeken. Er hangen krantenknipsels aan de muur en de glazen vitrines rammelen als je er langs loopt.
Buiten staan een vliegtuig en een trein op een plein. Slaat verder nergens op. Het toerisme doet de mensen hier rare dingen bedenken.
Achter het islamitisch museum langs lopen we een heuvel op waar de ruïne van een oude kerk staat: St Paul’s. Mooi uitzicht over de stad. In de kerk staan graftombes uit de 15e eeuw van Nederlandse Oostindiegangers. In de kerk zijn kraampjes ingericht waar je ongerelateerde snuisterijen kunt aanschaffen.
We slenteren door de stad terug naar ons hotel. We halen wat spullen bij de nabijgelegen supermarkt in een wijkje vlak achter het toeristenwalhalla. Het ziet er al snel een stuk authentieker uit.
We nemen een taxi naar de Portugese nederzetting, of wat dat vroeger was. Op een plein langs eens stukje boulevard zijn een tiental restaurants ingericht waar ze vis naar origineel Portugees recept klaarmaken. Aan wat wij bestellen is weinig Portugees te herkennen. Het is aardig om lang de boulevard te slenteren.
We worden door een Grab weer in het dorp afgezet. Er is een krankzinnige vertoning van de tricycles aan de gang, die nu blijkt ‘s avonds ook nog eens waanzinnig verlicht zijn met felgekleurde knipperende lichtjes.
We lopen door Jonker Street. Hier is een nachtmarkt aan de gang. Veel toeristen. In de Chinese tempels aan beide kanten van de straat wordt door de lokale bevolking gedanst en aan karaoke gedaan.
We bezoeken het Famosa fort. Een hindoeïstische tempel. Een Chinese tempel, Cheng Hoon Teng, de oudste tempel van Maleisië.
Met G naar Nyonya restaurant. Fantastisch eten. Daarna belanden we uiteindelijk in de lobby van een hotel om nog wat te drinken. Daar staan twee mooie Filipijnse meiden niet mooi te zingen, begeleid door een band op de computer.
Eerste nieuws is hier dat de oppositie de verkiezingen heeft gewonnen. Wat dat betekent is in ieder geval dat een einde komt aan de 28? Jaar lange regeerperiode van de huidige partij. Of het een verbetering wordt, zeker aangaande corruptie is de vraag. Wat ik lees is Manathir, de 92 jarige winnaar ook niet vrij van zelfverrijking. Of deze man betrouwbaar is moet blijken.
We gaan naar de Thean Hou tempel. Een van de grootste boeddhistische tempels in Maleisië. Het is een kleurrijke tempel van meerdere verdiepingen. Op de eerste verdieping staan we aan gesloten deuren te trekken, maar we blijken langs de balustrade nog een verdieping hoger te moeten. Een onooglijke trap brengt ons op een voorplein waaraan de tempel ligt. Het plein is uitbundig versierd met rode lampionnen. Vanaf het plein heb je een heel mooi uitzicht over de stad. De tempel zelf is eigenlijk bescheiden van omvang. Er staan drie boeddha’s van het Chinese type. Niet te vergelijken met de dikbuikige Thaise Boeddha. De tempel is zwaar gedecoreerd. Naar goed Chinees gebruik wordt er flink veel wierook bij in de fik gestoken.
Op de begane grond, onder het gebouw van de tempel is een commerciële instelling ingericht met toeristisch snuisterijen en restaurants. Je kan er ook trouwen. De winkeltjes gaan net open. Kennelijk zijn we aan de vroege kant. Er zijn toch ook al een paar bussen met Chinezen geland.
Bezweet nemen we een Grab naar de volgende bestemming: het tropische vogelpark, KL Bird park. Het is net te ver om te lopen, 4,5 km, in deze warmte.
KL Bird Park is een mooi park, heel groot, ligt tegen een heuvel op en is een aantal vierkante kilometers schat ik, overdekt met gaas en netten. Het grootste vogelpark waar vogels vrij rond kunnen vliegen. De toegang is iets van 14 euro pp, een klein vermogen naar Maleisische begrippen. Het is prettig rondlopen in het park. Uiteraard zijn ook de vogels interessant.
Op de terugweg hebben we een Grab van een chauffeur uit Malakka/Melaka. Dat is nou toevallig, daar moeten we morgen naartoe.
We nemen een Grab naar de Nationale Moskee. Er is een dienst aan de gang. Een zeer spraakzame en overtuigend klinkende voorganger spreekt woorden in een taal die wij niet kennen, en die weerkaatsen door de ruimte tussen de witte muren.
De moskee is een strak gearchitectureerd gebouw waarbij de ontwerper een meester in het beheersen van het licht is. De wijze waarop de ruimte door natuurlijk licht wordt verhelderd is geniaal te noemen.
Helaas wordt er verbouwd en geschilderd; dit doet het sprookjesachtige een beetje teniet.
We wandelen naar het nabijgelegen Museum for Islamic Art. Ook een indrukwekkend gebouw, en gevuld met een mooie verzameling Islamitische (ja wat wil je) kunstvoorwerpen. Er is een tijdelijke fototentoonstelling die de vernietiging van kunst en architectuur in Syrië documenteert. Je wordt er draaierig van als je ziet hoe IS, en waarschijnlijk ook het Syrische regeringsleger eeuwenoude kunstschatten vernietigden.
Google Maps volgend wandelen we door de straten van Kuala Lumpur naar de Central Market. Dat is nu een plek waar vooral toeristen batik en andere kleding kopen, maar eens was het een markt waar de lokale bevolking groente en fruit kocht, en vlees.
In de straat naast de Central Market vinden we een Indiaas restaurant waar we neerstrijken voor de lunch. Ik bestel een grote limoenlimonade. En groot blijkt dan echt groot: een pul van anderhalve liter wordt op tafel gezet. De bediende moet lachen om mijn gezicht als hij het enorme glas voor me neer zet.
We wandelen naar Klein India, min of meer terug van waar we vandaan kwamen. Achtergebleven Indiërs, volgens mijn collega, zelf een Indiër. Klein India, Brickfield heet de wijk, is een vrij klein gebied voor het centraal station van Kuala Lumpur (het nieuwe Sentral, er is ook het voormalige Sentral, niet ver er vandaan gelegen). Een straat, Jalan Tun Sambanthan, is echt volledig Indiaas ingericht. De rest is de prettige potpoerri van Indiaas, Maleis en Chinees. In deze straten ruikt het sterk naar wierook, wat ook in de winkels in grote variëteiten en hoeveelheden aangeboden wordt.
We lopen naar een boeddhistische tempel in deze buurt. Deze is toegankelijk, maar het licht is uit. Het begint enorm te gieten. Een Indische conciërge, Hindoe zie ik aan de teken op zijn voorhoofd, laat ons schuilen in de tempel. Hij doet het licht voor ons aan. Wel even schoenen uit natuurlijk. Een enorm onweer trekt knetterend over. Een enorme klap, en het licht in de tempel is weer uit. De Indiër kijkt niet op of om, is het kennelijk gewend. We raken aan de praat. Hij verteld dat er vlakbij een inwijding van een Hindoeïstische (Krishna) tempel is dit weekend. Erg aan te raden om daar te gaan kijken. We beloven morgen te gaan kijken. We willen nu eerst naar ons hotel. A. is gevallen en heeft een lelijk wondje aan haar voet dat verzorgd moet worden. We grabben een taxi naar ons hotel als de regen weer een beetje is afgezakt.
Het museum van de nationale bank Bank Negara Malaysia is gevestigd naar het hoofdkantoor van de centrale bank, in een groene, afgelegen deel van de stad op een heuvel. Mijn rugzak wordt bij de ingang geïnspecteerd, op wapens denk ik. Voorlopig ben ik de enige bezoeker en nemen ze alle tijd. Er zit een hele crew met personeel.
Weer een prachtige wenteltrap, net als gisteren in het National Museum for Visual Arts. Ook hier, net als in dat andere museum gisteren, gesloten tentoonstellingsruimtes. Op de bovenste verdieping schilderijen, grafiek, batik. Op de andere verdiepingen tentoonstellingen over de bank en het geld van Maleisië. Modern ingerichte tentsolotellingsruimtes.
Bij het verlaten van het museum wordt mijn rugzak weer gecontroleerd. Ook moet ik voor het verlaten van het gebouw bij de balie het gastenboek tekenen.
O ja, daar zijn ze gek op in Maleisië, registraties. Bij heel veel gelegenheden wordt bijgehouden wie naar binnengaat en wie naar buiten, inclusief tijden, voor en achternamen, bedrijfsnamen, laptopnummers en merken, kentekennummers, paspoortnummers, rijbewijsnummers, parafen en handtekeningen.
Ik loop nu door de stad, neem foto’s. Ik kom op een kort stukje door buurten van Indiërs, Maleisiërs, mensen uit Bangladesh (hoe noem je die), en Chinezen. En vast nog meer maar dan kan ik ze niet uit elkaar houden.
Continueren van de culinaire exploratie. Collega G. Neemt ons (d.w.z. A. en mij) mee naar de traditioneel Chinees restaurant dat is gespecialiseerd in Eend. Geroosterde eend (en varken maar toch vooral eend).
Het is een lokaal restaurant waar tussen de middag ook de lokale Chinezen komen eten. Voor schandalig weinig geld krijg je een meesterlijke eend voorgeschoteld (en varken).
De oude baas van het restaurant hakt de beesten zelf in stukken. Als het ritueel en de bediening niet gaat zoals hij wil schreeuwt hij wat naar zijn personeel, boos/aanmoedigend.
Voor de deur staat een rij mensen te wachten tot een tafel vrijkomt.
Niet echt veel te melden. A. werkt op de hotelkamer, ik bij de bank.
‘s Middags het eten, dat is dan wel weer het vermelden waard: Yong Tou Foo, bij Puchong Yong Tau Fu in Seri Kembangan, dat is in de buurt.
Yong Tou Foo is een Chinees specialistisch gerecht dat bestaat uit met vis (en vlees) pasta gevulde tofu. Wordt gekookt in soep (bouillon) en daarin opgediend. Erg lekker. Combinatie men grote wontons.
‘s Avonds sushi bij een Japans restaurant zonder Japanners in de mall: Sushi Zanmai. Best goed, beestje vettig op een of andere manier.