Grab is geweldig. De Über van Azië. Misschien wel beter.
Voor ongeveer 10 MYR per rit (iets meer dan 2 euro?) rijd ik elke dag naar het werk heen en weer. De auto’s zijn schoon en opgeruimd, net als de chauffeurs. Het enige dat ze van je vragen is ze een 5 sterren beoordeling te geven in de app. Meestal zijn de auto’s van het merk Proton – een lokaal Maleisisch merk auto. “Never buy one”, laten de bezitters weten.
Ik begrijp dat het hier een sport is om je motorfiets maximaal op te voeren door hem helemaal te strippen van alle overbodige accessoires. Onde roverbodig worden dan ook de remmen worden gerekend. Met deze gestripte motorfietsen wordt dan geracet op de snelwegen. Op het nieuws gebreep ik dat vandaag de 10e jongeling in korte tijd zich bij deze sport heeft doodgereden. “They never learn” zegt mijn collega.
Bij de lunch drink ik Asam Boi, een lokaal drankje van limonade en enige ingemaakte pruimen. Een fijne combinatie van het zoete van de limonade en het zure van de ingemaakte pruimen.
De volgende attractie van de toer is een bamboebrug over een rijstveld. De brug, een toeristische trekpleister, is eigenlijk een stalen skelet met bamboe aangekleed. Er zijn nu een paar mensen op de brug door het veld. In het seizoen moet het hier enorm druk zijn.
We eten bij een restaurantje langs de weg bij de brug, en vervolgen de toer naar de waterval. Deze ligt een paar honderd meter van de weg af, de jungle in. Een smal pad leidt door een kloof naar de waterval. Een klein meertje aan de voet van de waterval. We badderen wat en nemen elkaar op de foto.
De land-split is een heel apart seismisch / geologisch (?) verschijnsel. Een jaar of twintig geleden zag een boer hier opeens in zijn landje op de berghelling enorme scheuren van wel 20-30 meter diep ontstaan. Dat maakt het land onbruikbaar voor landbouw en de boer besloot het fenomeen open te stellen voor publiek. Een paar jaar later trokken er nog meer scheuren in zijn land. De attractie wordt op een ludieke manier gefinancierd. Bij de ingang krijgen de bezoekers allerlei lekkernijen aangeboden. Lokale specialiteiten, drankjes en hapjes. Je kan deze ook kopen, maar dat hoeft niet, zegt men er bij. Allemaal heel gracieus en niet opdringerig. En de man die de boel leidt spreekt enorm goed engels. Het enige dat ze van je vragen je te overwegen een donatie te doen, van hoeveel mag je zelf weten. Dat laat je maar afhangen van hie je e.e.a. hebt ervaren. We drinken sap van de Hibiscus (bloem (?), eten tamarinde, gefrituurde bananenchips, zoete aardappel. We koepn een fles van het Hibiscusdrankje, dat waarschijnlijk straks lang niet zo goed meer smaakt.
De Pai Canyon staat als laatste op het programma van de rondleiding. De Canyon is een hele steile rotspartij van waar af je een heel mooi uitzicht over het dal van Pai hebt. Het is hier goed zweten, zo op het warmst van de dag. Japanners en Chinezen halen halsbrekende toeren uit op hun slippertje langs de hellingen. Heel mooi, uniek uitzicht over het dal rond Pai.
Op de terugweg bespreken we bij de chauffeur voor de volgende dag een bezoek aan de grotten van Lod.
We worden vroeg opgehaald bij onze appartementen in Pai door onze chauffeur. Een kleine, gedrongen vent/jongen met een petje achterstevoren op zijn hoofd en een grote zonnebril op zijn neus. Hij komt met een Toyota Fortuner. Een enorme 4×4 die in Nederland alleen bereden wordt door PC Hooft bezoekers en hoort zit er een strakke blondine op de bijrijdersstoel. De chauffeur blijkt een heel aardige vent. Hij houdt van punkrock. Gedurende de hele reis zijn we verzekerd van stevige muziek, van U2 tot SoD.
We rijden eerst richting Mae Hong Son, richting de grens met Myanmar. De omgeving is schitterend. Road to Hana in Maui, maar dan zonder de zee. Onderweg passeren we controleposten van het leger. Volgens de chauffeur wordt er gecontroleerd op illegale immigranten uit Myanmar op zoek naar werk in Thailand.
De weg naar de hotspring is heel steil en bovendien na de regen van de afgelopen dagen erg modderig. We rijden een auto achterop die de helling niet op komt. De auto glijdt steeds weer naar beneden. We merken nu dat die Fortuner hier erg van pas komt. We rijden een heel eind in de lage giering (of juist de hoge) waar deze auto voor het extreme klimwerk is uitgerust. De hotspring is een plek in midden in het bos waar een restaurantje en een paar primitieve omkleedhokjes zijn gebouwd.
We springen in de warme vijver. Er dobberen al een paar toeristen in rond. Het water is schat ik zo’n 35 graden. We poedelen een tijdje en maken wat foto’s.
De anderhalf uur die onze gids hiervoor had ingepland gaan we niet volmaken. We stappen weer in en rijden langzaam terug over de gladde hellingen.
De volgende stop is het Chinese dorp. Op een heuvel in het landschap ligt een soort kasteel dat wellicht aan de Chinese muur moet doen denken, met er omheen wat gebouwtjes met winkeltjes en andere gebouwtjes. Je kan er wat dingen doen als boogschieten. Je kan je in een chinees gewaad hijsen. Maar eigenlijk is het gewoon een ordinaire tourist-trap.
Het dorp bekijken. Pai is een enorme toeristische trekpleister. Het centrum van het dorp is een aantal straten die bezaaid zijn met winkeltjes en restaurants gericht op de toeristen. Dan heb je ook nog de verkopers langs de straat, waarvan er zonder de stroom toeristen langs niet zo veel zouden zijn.
Het is nu laagseizoen. In het hoogseizoen, onze winter, moet het hier ontzettend druk zijn. Nu wordt het centrum met name bevolkt door Chinese en Europeaanse toeristen (Europeanen: Nederlanders, Spanjaarden, Fransozen, enkele verdwaalde Duitsers en Engelsen). En hippies die over het algemeen niet erg fris ruiken.
Volop winkels met “traditionele” producten zoals Boeddha beeldjes en hoofden. In Bangkok stond het nog vol waarschuwingen om geen Boeddha hondjes te kopen (en tattoo te laten zetten) omdat dit voor de Thai beledigend zou zijn. Kennelijk zijn de mores hier anders.
De omgeving van het dorp is heel erg mooi. Pai ligt in een vallei en vanuit de vallei heb je van alle kanten schitterend uitzicht over de vlakte op de omringende bergen.
In het hotel geven we ons op voor een toer door de omgeving, langs verschillende bezienswaardigheden. ‘s Avonds eten we in het dorp/
Naar Pai. We worden opgehaald bij het hotel door een mini-van (Toyota Hi-Ace met 3 rijen stoelen achterin, redelijk luxe). Als een krankzinnige rijdt de chauffeur door de drukke straten en steegjes. De man kent alleen volgas en remmen. Iedereen in de auto is misselijk. Gelukkig worden bij de busterminal in een ander busje overgezet.
De bagage gaat nu op het dak en we vertrekken. Deze chauffeur rijdt gelukkig normaal. We rijden de bergen in en draaien door de scherpste haarspeldbochten. Het uitzicht over de bergkammen is geweldig mooi.
We stoppen 10 minuten bij een hal met restaurantjes. Even de benen strekken, plassen en wat eten en drinken. Dan weer verder de berg op.
Een kilometer of 10 voor Pai verspreid zich een zure lucht door het busje. Achterin het busje heeft iemand gebraakt. De jongen schuin achter haalt een t-shirt uit zijn rugzak en bindt het voor zijn gezicht. De chauffeur heeft niets in de gaten en rijdt onverstoorbaar door. Maar een paar kilometer later moeten er mensen uit en dan vindt hij ook de vuiligheid van de braakster, die net het busje heeft verlaten bij deze stop. Ze heeft, blijkt, achter een gordijntje gekotst en het gordijntje weer netjes teruggevonden. De chauffeur is een kwartier bezig de boel op te ruimen. Bij Pai wordt onze bagage van het dak gehaald. We nemen een taxi naar het hotel, wat 5 minuten rijden blijkt te zijn. Het hotel bestaat uit een aantal losse appartementsgebouwen rondom een mooie tuin met een zwembad. We hebben een schitterend uitzicht over de bergen rond Pai. Op een heuvel achter ons zien we een grote witte Buddha boven de begroeiing uit steken.
We zwemmen en doen verder niet zoveel. ’s Avonds wandelen we naar het dorp om wat te eten.
Heel vroeg opgestaan voor een tour van een halve dag naar de Elephant Retirement Center. We worden opgehaald bij het hotel. Een half uur tijden de stad uit.
Er zijn een redelijk aantal olifanten-centra in de buurt van Chiang Mai. Toch vooral voor de toeristen-industrie. Olifanten mogen steeds minder ingezet worden in de bosbouw en voor andere doeleinden. Zo zorgen de getemde olifanten op een relaxte manier voor inkomsten voor de Thai.
Ik kom er achter dat ik mijn SD kaart in de laptop heb laten zitten en natuurlijk geen reserve SD kaart bij me. Weinig foto’s dus.
We worden uitgebreid (te? – duurt wel wat lang) voorgelicht over de olifanten in het centrum. Hun achtergrond, wat ze eten, hoe ze medicijnen krijgen toegediend. De olifanten komen al aanlopen. De eerste is er één die zijn poot heeft gebroken bij een circusact. Dat groeit niet mee vast bij een olifant (gaat lastig in het gips en zes weken rust). Een hele oude (36 jaar) die nog in de bosbouw heeft gewerkt.
Het centrum biedt een korte broek en shirt aan, en we kleden ons om. Maar goed ook, want we zullen behoorlijk smerig worden. We maken zelf wat medicijnen klaar voor de olifanten: een pakketje met rijst en banaan in bananenblad gevouwen – een pil voor olifanten. Daarna hakken we suikerriet voor de olifanten – stukken van een centimeter of 15. De eerste olifanten komen nu naar ons toe, op zoek naar voedsel. Een olifant heeft een beperkt spijsverteringskanaal. Driekwart van wat hij eet kan hij niet verteren en verlaat het lichaam weer. Daarom is de olifant het grootste deel van de dag bezig met eten. Van bananen krijgen ze geen genoeg. Zolang er bananen in de buurt zijn gooien ze de aangeboden stukken suikerriet als verwende kinderen aan de kant.
Het voedsel pakken ze voorzichtig met hun slurf uit je hand. Ze kennen ook een commando waarmee je het voedsel direct in hun bek kan leggen. Boeoen! En hun bek gaat open en je kunt de banaan of het suikerriet op de tong van de olifant leggen.
Na het voeren volgt een modderbad in een nabijgelegen poel. Samen met de olifanten in de modder en h ze ‘inzepen’ met modder. Ondertussen blazen de beesten zichzelf ook onder de modder. Goed dat we aparte kleding kregen. Vervolgens naar de waterpoel om weer af te spoelen. Hier liggen we gewoon tegen de olifanten aan in het water. Je kan merken dat de olifanten zelf ook graag in het water spelen.
Elke olifant heeft zijn eigen oppasser. Daar speelt de olifant graag mee, zeker in het water. Ze oppassers hebben de beesten allerlei commando’s geleerd. Grappigste is natuurlijk dat de oppasser de olifant een slurf water kan laten nemen en deze gericht kan laten leegspuiten op een van de gasten (commando: Pauw!). Heel zachtjes worden de commando’s tegen de olifanten gegeven.
Het zijn eigenlijk een soort logge honden.
We krijgen een eenvoudige lunch. Daar spreken we 2 Nederlanders die net via Laos en Vietnam in Thailand zijn aangekomen. Hebben leuke verhalen over wat ze al hebben meegemaakt op hun toer. Thailand is volgens hun veel rijker dan Laos en Vietnam. Ik wij vinden de mensen hier al arm.
In het hotel uitgehangen en daarna naar de Warorot markt gelopen, via een paar tempels.
De Warorot markt blijkt een enorme overdekte Chinese stuk, van meerdere etages. Indrukwekkend groot en enorm divers aanbod.
We drinken een koude koffie bij Wawee. Dat is een Thaise Starbucks rip-off. Het is zo koud ge-airconditioned dat we liever buiten op het terras gaan zitten. En/of we zijn aan het wennen aan de warmte.
Opgehaald bij het hotel door de mensen van de zipline tour: Dragon Flight Chiang Mai.
In de minivan met 6 Chinezen en 2 Koreanen. En een Thai achter het stuur. Ik zit voorin. Het busje is uitgerust met een mini-karaoke apparaat. Dat beloofd nog wat.
We rijden de drukke stad uit en de heuvel in. Het wordt steeds bergachtiger en de wegen steeds iets slechter. Het laatste stukje is over overharde weg.
Heel gedisciplineerd worden we in veiligheidstuig gehesen. Flesje water aan een touwtje en een bamboe stokje met zijtak. Deze laatste blijkt later te dienen om te kunnen remmen als de zipline te hard op zijn doel afgaat.
We klimmen iets verder de berg op en ziplinen van de ene boomhut naar de andere.Soms een korte wandeling door het jungle achtige terrein tegen de berg op on het volgende plateau te bereiken.
De 6 man begeleiding die met onze groep mee is is gedisciplineerd maar halen als ze zelf aan de zipline hangen grappige capriolen uit begeleid met een boel geschreeuw en gelach.
We maken zo een flink rondje langs de bergwand.
Aan het eind abseilen vanuit een platform hoog in de boom en we staan weer op de ‘begane grond’.
In het gebouwtje terug tuigen we ons weer af en krijgen we een t-shirt. Alleen nog medium en small dus dat gaat waarschijnlijk knellen. Er is een eenvoudige maar erg lekkere Thaise lunch voor ons klaargemaakt. Daarna weer in de auto de bergpaden af naar Chiang Mai. Geen karaoke gelukkig. De Chinezen zijn in slaap gevallen.
Een paar losse observaties. De reclameborden langs de wegen en in de straten zijn talrijk, veelkleurig en reusachtig van omvang.
Er werken hier veel vrouwen aan de aanleg en reparatie van de wegen. Hoewel nauwelijks herkenbaar door hoed en mondkap toch duidelijk vrouwen.
De stoplichten staan hier (Chiang Mai) enorm langnop rood (en op groen dan ook neem ik aan maar daar hoeven wij dan nooit op te wachten dus dat merk je niet). Was me in Bangkok niet opgevallen.
We bezoeken de vlakbij ons hotel gelegen tempel Wat Chedi Luang.
En daarna Wat Phra Singh iets verderop. Naast deze tempel staat een gouden pagode – een chedi of stupa is volgens wikipedia het juiste woord. Het blijkt een enorme aantrekkingskracht te hebben voor selfie-adepten. Op vreselijke manier staan mensen hier voor die gouden toren te poseren.
De gebouwen zijn indrukwekkend, zo niet in hun huidige vorm, dan toch om de indruk die ze geven van hoe imposant ze in hun originele staat geweest moeten zijn.
Op het terrein van Wat Chedi Luang is een overdekt plaatsje aangelegd waar je wordt uitgenodigd om met de Buddhistische monniken te kletsen (chatten, staat er – zou er ook een virtuele variant zijn denk ik dan?).
Langs de kant van het plein rond de tempel wat winkeltjes die voor tuttels verkopen, en sarongs.
Een agent bewaakt de uitgang. Of eigenlijk de ingang, en voorkomt dat toeristen het tempelcomplex oplopen zonder te betalen. Thai kunnen gratis in hun tempels, en de meeste toeristenattracties, zoals bijvoorbeeld ook het Grand Palace in Bangkok. De agent is volledig gemaskerd: pet, zonnebril, doek over neus en mond. Doet mij aan een anti-terreur eenheid denken. Alleen is er hier geen terreurdreiging en is het 32 graden.
We lopen naar een andere trekpleister: het monument voor de drie koningen. Deze drie koningen hebben de stad opgericht. De weinig indrukwekkende beelden van de koningen staan aan een weinig indrukwekkend wit plein. Toeristen lijken er verdwaasd een beetje rond te dwalen op zoek naar de attractie.
We verfrissen ons in het hotel en lopen door de drukke straten richting de oostelijke toegangspoort van de stad, de Thai Phae Gate. Van de toegangspoort is een paar honderd meter muur over. Daarachter een groot plein met heel veel duiven. DON’T FEED THE ANIMALS staat er op een bordje. Een venter verkoopt duivenvoer aan de toeristen. De vliegende ratten bespringen de toeristen bijna om ze het voer afhandig te maken.
We rijden door een prachtig bergachtig landschap tussen Pai en Mae Hong Son naar de grotten van Lod.
Onderweg stoppen we bij een uitzichtspunt bovenop een bergkam. We kijken over het het schitterende berglandschap en nemen foto’s.
Het geeft veel geregend de afgelopen 2 dagen in de bergen. Als gevolg daarvan zijn alleen de hoogst gelegen grotten bij Lod bereikbaar.
Onze gids sprak het vermoeden al uit onderweg en als we bij de grotten zijn wordt dit bevestigd. We bestuiten toch de grotten in te gaan.
Met twee gidsen varen we op een platbodem van bamboe het grottencomplex binnen. We stappen uit, en lopen bijgeschenen door onze gidsen de grotten in. De gidsen hebben benzinebranders die ze voor we de grot in gingen onder druk pompten waardoor de benzine gasvormig is geworden. De druipsteengrotten zijn indrukwekkend. We worden langs de meest tot de verbeelding sprekende druipvormen geleid. De ontstane rotsen hebben een naam gekregen naar de vorm: pannenkoek, kikker, olifant, schildpad. Al vrij snel toch hebben we het begaanbare rondje gemaakt en worden we weer op de bamboevlotten teruggevaren.
Onze chauffeur geeft ons een toeristenroute door het dal rondom Pai. Het dal van PAi is nog mooier dan wat we al hadden gezien. Het is een heel vruchtbaar gebied. Vele verschillende gewassen worden er verbouwd.
Een landkrab die onze weg kruist wordt vakkundig door onze chauffuer ontweken.
Bij de witte Buddha hoog op de heuvels van Pai stappen we uit. We lopen een lange steile trap op naar de Buddha. Dit enorme beeld staat nu in de steigers. We zien hoe de witte kalklaag is afgebladderd. Er is hier een mooi uitzicht over het dal van Pai. Als we de trappen weer aflopen begint het te regenen.
We laten ons in het dorp uit de auto zetten. Om alle souvenirs en kadootjes mee teruf te kunnen nemen hebben we een grotere koffer nodig.
Eerst eten we wat bij Duang, een doofstomme restaurateur zo blijkt, die echter zijn zaak helemaal onder controle heeft. Een zeer aardig vent, en heerlijk eten.
In de kofferwinkel krijg ik een enorme krampaanval. Het zweet breekt me uit en zoek snel een toilet. Gelukkig is er een heel goed onderhouden openbaar toilet midden in Pai. Ik heb het gevoel te ontploffen.
Met de koffer tussen ons in lopen we terug naar ons hotel. De rest van de middag relaxen we, en zwemmen in het zwembad.
‘s Avonds lopen P. En ik het dorp in om een broodje Döner te halen voor ons bij een islamitisch restaurantje dat we hebben gezien. In Pai zijn opvallend veel Moslims. Voor het eerst tijdens deze vakantie valt het ons op. Er is ook een moskee in het dorp Pai. We moeten erg lang wachten op ons broodjes en als ze klaar zijn is het weer gaan regenen. Stortregenen. We rennen met onze broodjes in een plastic zak naar de 7-eleven even verderop. We kopen iets te drinken en een paar regencapes. Ideaal. Met de regencapes om lopen we terug. Soppend in onze slippertjes komen we terug bij het hotel.
Relaxed opgestaan. Geen druk programma. We gaan fietsen, met opnieuw gammele fietsjes van het hotel. De wegen zijn niet ingesteld op fietsers. Oversteken en voorsorteren is niet overal eenvoudig. Meestal stappen we gewoon van de fiets al we een drukke kruising moeten nemen.
We rijden naar Wat Chiang Man, de oudste tempel in de binnenstad van Chiang Mai. De wijk in het noord-oosten van Chiang Mai blijkt een rustig deel van de stad; het hectische stadverkeer en het daarbij horende lawaai is even verdwenen. Na wat zoeken vinden we de tempel.
Na de tempel te hebben bekeken fietsen we naar de markt Muang Mai. Dit is een dagmarkt waar de Thai zelf hun spullen kopen en verkopen, en niet zo’n toeristische markt als de Night Bazaar.
De vis wordt al opgeruimd als we aankomen. Nog levende meervallen worden overgeheveld in plastic zakken. We wandelen door de hectische markt. De meest inheemse artikelen worden verkocht. Er worden kippenpootjes gehakt, ingewanden aangeboden, varkenskoppen, krabben, geitenkoppen, en enorme balen knoflook. Een enorme variatie aan producten.
We peddelen naar onze “stamkroeg” The Terrace. Eten en drinken en rijden naar het hotel terug. Zwemmen en douchen.
‘s Avond brengt iemand van het hotel ons en een stal andere toeristen uit China naar de nachtmarkt. Deze is al in volle gang. Een echt tourist-trap. Open een paar kraampjes na met Chinese (?) voedingswaar is het een voor toeristen ingerichte markt. T-shirts, snuisterijen, kettinkjes, oorbellen, electronische rommel, andere kleding.
Lady boys mengen zich onder het publiek om hun show die avond in het dichtbij gelegen theater aan te prijzen. Lijken me wel aardige lui. Sommige zijn extatisch, anderen introvert en stil.
Met de taxi terug naar het hotel en inpakken voor ons vertrek morgen.