Vandaag Chiang Mai stad.
We bezoeken de vlakbij ons hotel gelegen tempel Wat Chedi Luang.
En daarna Wat Phra Singh iets verderop. Naast deze tempel staat een gouden pagode – een chedi of stupa is volgens wikipedia het juiste woord. Het blijkt een enorme aantrekkingskracht te hebben voor selfie-adepten. Op vreselijke manier staan mensen hier voor die gouden toren te poseren.
De gebouwen zijn indrukwekkend, zo niet in hun huidige vorm, dan toch om de indruk die ze geven van hoe imposant ze in hun originele staat geweest moeten zijn.
Op het terrein van Wat Chedi Luang is een overdekt plaatsje aangelegd waar je wordt uitgenodigd om met de Buddhistische monniken te kletsen (chatten, staat er – zou er ook een virtuele variant zijn denk ik dan?).
Langs de kant van het plein rond de tempel wat winkeltjes die voor tuttels verkopen, en sarongs.
Een agent bewaakt de uitgang. Of eigenlijk de ingang, en voorkomt dat toeristen het tempelcomplex oplopen zonder te betalen. Thai kunnen gratis in hun tempels, en de meeste toeristenattracties, zoals bijvoorbeeld ook het Grand Palace in Bangkok. De agent is volledig gemaskerd: pet, zonnebril, doek over neus en mond. Doet mij aan een anti-terreur eenheid denken. Alleen is er hier geen terreurdreiging en is het 32 graden.
We lopen naar een andere trekpleister: het monument voor de drie koningen. Deze drie koningen hebben de stad opgericht. De weinig indrukwekkende beelden van de koningen staan aan een weinig indrukwekkend wit plein. Toeristen lijken er verdwaasd een beetje rond te dwalen op zoek naar de attractie.
We verfrissen ons in het hotel en lopen door de drukke straten richting de oostelijke toegangspoort van de stad, de Thai Phae Gate.
Van de toegangspoort is een paar honderd meter muur over. Daarachter een groot plein met heel veel duiven. DON’T FEED THE ANIMALS staat er op een bordje. Een venter verkoopt duivenvoer aan de toeristen. De vliegende ratten bespringen de toeristen bijna om ze het voer afhandig te maken.